Begrippen hoofdstuk 3

Biologische verwering is het verweren van gesteente door...
A
...de druk van plantenwortels
B
...het uitzetten en inkrimpen van water bij temperatuur-verschillen
C
...het uitzetten en inkrimpen van gesteente door temperatuurverschillen
1 / 45
suivant
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Biologische verwering is het verweren van gesteente door...
A
...de druk van plantenwortels
B
...het uitzetten en inkrimpen van water bij temperatuur-verschillen
C
...het uitzetten en inkrimpen van gesteente door temperatuurverschillen

Slide 1 - Quiz

Begrippen hoofdstuk 3

Slide 2 - Diapositive

Erosie wordt veroorzaakt door ...
A
Endogene krachten
B
Exogene krachten

Slide 3 - Quiz


Wat is de juiste volgorde naar de aardkern?
A
Mantel- kern-aardkorst
B
Aardkorst-mantel-kern
C
Aardkorst- kern-mantel
D
Kern-mantel-aardkorst

Slide 4 - Quiz

Welke begrip past niet bij een divergente plaatgrens?
A
midoceanische rug
B
ridge push
C
kans op ontstaan schildvulkaan
D
graniet

Slide 5 - Quiz

2 beweringen:
1. Biologische verwering kan zowel mechanisch als chemisch zijn
2. In woestijngebieden overheerst de mechanische verwering
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 6 - Quiz

Het hele gebied waar een rivier zijn water vandaan haalt noemen we:
A
stroomgebied
B
stroomstelsel
C
waterscheiding

Slide 7 - Quiz


Het linker stroomstelsel is minder vertakt dan het rechter. Dit komt doordat
A
de bodem (links) meer water doorlaat en uit graniet bestaat
B
de bodem (links) meer water doorlaat en uit kalksteen bestaat
C
de bodem (links) minder water doorlaat en uit kalksteen bestaat
D
de bodem (links) minder water doorlaat en uit graniet bestaat

Slide 8 - Quiz

Het geheel van hoofdstroom en zijtakken noem je het ........ van een rivier.
A
regiem
B
stroomgebied
C
verval
D
stroomstelsel

Slide 9 - Quiz

Stroomstelsel
A
Een rivier van berg naar zee
B
Een rivier vanaf de middenloop
C
Een rivier met al haar zijrivieren
D
Een rivier aangesloten op een meer

Slide 10 - Quiz

3. Het blauwe gebied op dit
kaartje is het ...
A
...stroomstelsel van de Rijn
B
...stroomgebied van de Rijn
C
...stroomstelsel van de Maas
D
...stroomgebied van de Maas

Slide 11 - Quiz

Aan de ligging van de ___ kun je zien tot hoe ver de gletsjer vroeger kwam.
A
grondmorene
B
firnbekken
C
eindmorene
D
gletsjerpoort

Slide 12 - Quiz

Hoe heet het puin op de voorgrond van de foto?
A
Grondmorene
B
Eindmorene
C
Zijmorene
D
Middenmorene

Slide 13 - Quiz

Bij erosie
A
valt gesteente uit elkaar in kleine brokjes
B
wordt verweringsmateriaal door een schurende werking meegenomen door wind water of ijs
C
lost gesteente op in water of zuren
D
wordt gesteente achtergelaten en hoopt het op

Slide 14 - Quiz

De oceanische korst en de continentale korst vormen de:
A
Lithosfeer
B
Asthenosfeer

Slide 15 - Quiz

Stelling 1: De continentale korst is zwaarder dan de oceanische korst.
Stelling 2: De continentale korst bestaat uit basalt.
A
Beide zijn juist
B
Beide zijn onjuist
C
1 is juist, 2 onjuist
D
1 is onjuist en 2 juist

Slide 16 - Quiz

Twee beweringen:
1. De oceanische korst is veel lichter dan de continentale korst
2. De oceanische korst is jonger dan de continentale korst omdat deze steeds wordt 'gerecycled'.
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 17 - Quiz

Uit welke gesteente bestaat de continentale korst ..
A
mantelgesteente
B
basalt
C
asthenosfeer
D
graniet

Slide 18 - Quiz

I Hoe heet het bij een vulkaan eruptie in de lucht geslingerd materiaal?
II Magmahoeveelheden die enkele kilometers onder de aardoppervlakte zich verzamelen en afkoelen noemt men?
A
I Pangea II Pyroclastica
B
I Pyroclastica II Intrusies
C
I Intrusies II Pyroclastica
D
I Intrusies II Pangea

Slide 19 - Quiz

Wat houdt het actualiteitsprincipe in?
A
Dat alle geologische processen in het verleden op dezelfde manier werken als ze nu doen
B
Dat de actualiteit bepaalt hoe het landschap eruit ziet
C
Dat we tegenwoordig andere principes hebben in de samenleving dan vroeger
D
Dat je niet kan zeggen hoe het landschap er vroeger uit zag

Slide 20 - Quiz

Platentektoniek betekent?
A
De aardkorst bestaat uit aardplaten
B
Het bewegen van de aardplaten
C
Het bewegen van de aardmantel
D
Dat de aardkorst drijft op magma

Slide 21 - Quiz

Wat is de motor voor de platentektoniek?
A
Convectiestromen
B
De aardkern
C
De mantel
D
Lava

Slide 22 - Quiz

Wat is geen gevolg van platentektoniek?
A
Tsunami
B
Aardbeving
C
Orkaan
D
Vulkaanuitbarsting

Slide 23 - Quiz

Wat is het gevolg als 2 continentale platen naar elkaar toe beweging (convergent)
A
diepzeetrog
B
mid-oceanische rug
C
plooingsgebergte
D
breukgebergte

Slide 24 - Quiz

Welke van de drie hoort er niet bij?
En waarom niet?
A
Diepzeetrog
B
Stratovulkaan
C
Divergentie

Slide 25 - Quiz


Welk begrip past het best bij de afbeelding?
A
Plooiingsgebergte
B
Diepzeetrog
C
Subductie
D
Convergentie

Slide 26 - Quiz

Welke begrippen en processen horen bij ‘divergerende beweging’?
A aangroei continent
B aangroei oceaanbodem
C diepzeetroggen
D midoceanische rug
E spreidingszone
F subductie

A
B, D en E
B
A, D en E
C
D, E en F
D
B, D en F

Slide 27 - Quiz

Waar vind je een diepzeetrog?
A
Bij een divergente beweging
B
Bij een transforme beweging
C
Bij een convergente subductiezone
D
Bij een divergente subductiezone

Slide 28 - Quiz

Wat is het gevolg als 2 oceanische platen uit elkaar beweging (divergent)
A
diepzeetrog
B
mid-oceanische rug
C
plooingsgebergte
D
breukgebergte

Slide 29 - Quiz

Het actualiteitsprincipe
A
is een bewijs voor natuurlijke klimaatverandering
B
is een aanname bij onderzoek naar natuurlijke klimaatverandering
C
is een oorzaak voor natuurlijke klimaatverandering
D
is een gevolg van natuurlijke klimaatverandering

Slide 30 - Quiz

Geomorfologie is de studie van?
A
Het beschrijven en verklaren van vulkanen
B
Het beschrijven en verklaren van landschapsvormen
C
Het beschrijven en verklaren van gesteente
D
Het beschrijven en verklaren van bergen

Slide 31 - Quiz

Welke drie soorten gesteenten maken deel uit van de gesteentekringloop?
A
stollingsgesteenten, sedimentgesteenten en metamorfe gesteenten
B
marmer, sedimentgesteenten en metamorfe gesteenten
C
stollingsgesteenten, sedimentgesteenten en kalksteen
D
marmer, kalksteen en stollingsgesteenten

Slide 32 - Quiz

Het begrip ridge push hoort bij
A
een convergente breuk
B
een transforme breuk
C
een divergente breuk

Slide 33 - Quiz

Wat is/zijn naast convectiestromen, andere belangrijke krachten voor het bewegen van platen
A
ridge push, slab pull
B
mantelpluimen
C
seizoenen
D
zwaartekracht

Slide 34 - Quiz

Welke letter past het best bij C?
A
Oceanische korst
B
Divergentie
C
Hotspot
D
Ridge Push

Slide 35 - Quiz

De snelle beweging van de Nazcaplaat (ten westen van Zuid-Amerika) is vooral het gevolg van
A
ridge push
B
convectiestromen
C
slab pull
D
hotspotvulkanisme

Slide 36 - Quiz

De Alpen is een
timer
0:20
A
Plooiingsgebergte
B
Breukgebergte

Slide 37 - Quiz

De weggezakte delen bij breukgebergten worden horsten genoemd.
A
juist
B
onjuist

Slide 38 - Quiz

Waar ontstaat een breukgebergte?
A
bij divergentie van continentale korsten
B
bij een transforme beweging van continentale korsten
C
bij convergentie van continentale korsten
D
Bij geen van deze 3 situaties

Slide 39 - Quiz

Is dit...?
A
Plooiingsgebergte
B
Breukgebergte

Slide 40 - Quiz

Hoeveel zwaarder is een aardbeving met magnitude 7 dan een aardbeving met magnitude 5?
A
4x
B
10x
C
100x
D
1000x

Slide 41 - Quiz

Wat is een tsunami?
A
Zeer explosieve vulkaan.
B
Puinlawine
C
Vloedgolf als gevolg van aardbeving op de zeebodem.
D
een trog

Slide 42 - Quiz

Welke term hoort er niet bij een breukgebergte?
A
Horsten
B
divergente kracht
C
convergente kracht
D
Slenken

Slide 43 - Quiz

Het epicentrum is …
A
Het hete middelpunt van de aarde.
B
de plaats waar apparaten staan om aardbevingen te meten.
C
De plaats aan het aardoppervlak waar een aardbeving het sterkst is.
D
de plaats waar aardplaten onder elkaar schuiven.

Slide 44 - Quiz

Wat is een hotspot?
A
Vulkaan die onstaat door plaatbewegingen
B
Een hete plek in de aardkorst
C
Een plek waar veel pokemons zijn te vinden
D
Een dunne plek in de aardkorst waar magma omhoog komt

Slide 45 - Quiz