Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Grammatica Blok 4 1KT
Grammatica - Blok 4
1KT
1 / 35
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1
Cette leçon contient
35 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Grammatica - Blok 4
1KT
Slide 1 - Diapositive
Herhaling: wat is de tijdproef?
Leg dit uit en gebruik onderstaande voorbeeldzin:
De juf gooit haar stift op de grond.
Slide 2 - Question ouverte
Theorie herhaling (persoonsvorm --> tijdproef)
= Op deze manier vind je de persoonsvorm
= Een werkwoord van tijd veranderen.
Mijn vrienden
hebben
mij thuis opgehaald.
Mijn vrienden
hadden
mij thuis opgehaald.
Slide 3 - Diapositive
Wat is het werkwoordelijk gezegde (wwg)
van onderstaande zin?
De tamme grasparkiet wil het liefst vrij kunnen vliegen.
Slide 4 - Question ouverte
Theorie herhaling (werkwoordelijk gezegde (WWG))
= Alle werkwoorden samen
! Bestaat uit de persoonsvorm + (soms) het voltooid deelwoord + (soms) het hele werkwoord
! Moet altijd goed klinken
Voorbeeld: Niemand
heeft
zich
kunnen
concentreren.
wwg = heeft kunnen concentreren
Slide 5 - Diapositive
Maak een zin met het woord 'brengt'.
Voeg er een 'wie' aan toe.
Slide 6 - Question ouverte
'De postbode brengt.'
Maak de zin langer.
Geef (dus) meer informatie.
Slide 7 - Question ouverte
Theorie (zinnen bouwen (zinsdelen))
Een zin bestaat uit meerdere stukken. Die stukken noem je
zinsdelen
. Je kunt zinsdelen van plaats veranderen:
Slide 8 - Diapositive
Theorie (zinnen bouwen (zinsdelen))
Zie filmpje uit Op Niveau-methode.
Slide 9 - Diapositive
Theorie (onderwerp)
Een zinsdeel ken je al:
het
werkwoordelijk gezegde
(=
wat gebeurt er
?)
Een ander zinsdeel is het
onderwerp
(=
wie/wat doet het?
)
Slide 10 - Diapositive
Welke vraag moet je stellen om
het onderwerp te vinden?
Klas EM1A heeft een talentenjacht georganiseerd.
A
Wie heeft georganiseerd?
B
Wat heeft georganiseerd?
Slide 11 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Klas EM1A heeft een talentenjacht georganiseerd.
Wie heeft georganiseerd?
Slide 12 - Question ouverte
Welke vraag moet je stellen om
het onderwerp te vinden?
Achter elkaar treden tien leerlingen op.
A
Wie treden op?
B
Wat treden op?
Slide 13 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Achter elkaar treden tien leerlingen op.
Wie treden op?
Slide 14 - Question ouverte
Welke vraag moet je stellen om
het onderwerp te vinden?
Kim speelt een paar liedjes op de piano.
A
Wie speelt?
B
Wat speelt?
Slide 15 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Kim speelt een paar liedjes op de piano.
Wie speelt?
Slide 16 - Question ouverte
Welke vraag moet je stellen om
het onderwerp te vinden?
In de pauze kun je iets lekkers kopen.
A
Wie kan kopen?
B
Wat kan kopen?
Slide 17 - Quiz
Wat is het onderwerp?
In de pauze kun je iets lekkers kopen.
Wie kan kopen?
Slide 18 - Question ouverte
Welke vraag moet je stellen?
De winnaars krijgen een bioscoopbon.
A
Wie krijgen?
B
Wat krijgen?
Slide 19 - Quiz
Wat is het onderwerp?
De winnaars krijgen een bioscoopbon.
Wie krijgen?
Slide 20 - Question ouverte
Welke vraag moet je stellen om
het onderwerp te vinden?
De auto moet voor een APK naar de garage.
A
Wie moet (naar de garage)?
B
Wat moet (naar de garage)?
Slide 21 - Quiz
Wat is het onderwerp?
De auto moet voor een APK naar de garage.
Wat moet (naar de garage)?
Slide 22 - Question ouverte
Wat is het onderwerp in de zin?
De docenten vergaderen over de rapporten.
Slide 23 - Question ouverte
Wat is het onderwerp in de zin?
In de tuin zijn hoveniers aan het werk.
Slide 24 - Question ouverte
Wat is het onderwerp in de zin?
De dokter roept de patiënt.
Slide 25 - Question ouverte
Wat is het onderwerp in de zin?
De gids geeft de toerist informatie.
Slide 26 - Question ouverte
Wat is het onderwerp in de zin?
Heeft de zilversmid jouw kettinkje gerepareerd?
Slide 27 - Question ouverte
Wat is het onderwerp in de zin?
De monteur sleutelt aan de auto.
Slide 28 - Question ouverte
Wat is het onderwerp in de zin?
De piloten wilden liever kapitein worden.
Slide 29 - Question ouverte
Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?
De hond en de kat eten lekkere brokjes.
Slide 30 - Question ouverte
De hond en de kat (eten) lekkere brokjes.
Staat de persoonsvorm in enkelvoud of meervoud?
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 31 - Quiz
De hond en de kat (eten) lekkere brokjes.
Typ de zin over. Zet de persoonsvorm nu in enkelvoud.
Je mag de zin een beetje veranderen.
Slide 32 - Question ouverte
Theorie (getalproef)
= een manier om het onderwerp te vinden.
Hoe doe je dit?
Je zoekt de persoonsvorm.
Je verandert de persoonsvorm van enkelvoud naar meervoud of andersom.
Het onderwerp verandert mee!
Slide 33 - Diapositive
De juf heeft ontzettend lekkere snoepjes meegenomen.
Doe de getalproef. Je mag de zin een beetje veranderen.
Slide 34 - Question ouverte
En nu werken jullie!
Slide 35 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
H2 Taalverzorging - het onderwerp
Juillet 2022
- Leçon avec
36 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Onderwerp zoeken
Janvier 2021
- Leçon avec
25 diapositives
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
2 Goede start: onderwerp van een zin
Novembre 2018
- Leçon avec
26 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 1
TREDE 3 -> grammatica - onderwerp
il y a 23 jours
- Leçon avec
26 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 1
H3 BKT Taalverzorging - het onderwerp
Novembre 2020
- Leçon avec
36 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
T2L9: Supertalenten
Février 2023
- Leçon avec
10 diapositives
Nederlands
Lager onderwijs
C5 THV Grammatica - het onderwerp
Novembre 2020
- Leçon avec
37 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Extra oefenen Onderwerp en Persoonsvorm
Septembre 2024
- Leçon avec
33 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1