Vraagwoorden: woordvolgorde

Welke vraagwoorden ken jij?
1 / 15
suivant
Slide 1: Carte mentale
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welke vraagwoorden ken jij?

Slide 1 - Carte mentale

Zinnen met vraagwoorden
Doel van de les:
je leert de woorden op de goede plaats te zetten bij een vraagzin.

Slide 2 - Diapositive

De woordvolgorde in een zin
1 onderwerp
2 persoonsvorm (werkwoord)
3 anders 
Hij
fietst
naar school.

Slide 3 - Diapositive

De woordvolgorde bij een vraagzin
1 persoonsvorm
2 onderwerp
3 anders
Fietst
hij
naar school?

Slide 4 - Diapositive

De woordvolgorde bij een vraagzin met een vraagwoord
Als de vraagzin begint met een vraagwoord, dan is het tweede woord altijd een werkwoord. Daarna het onderwerp.
1 vraagwoord
2 persoons
vorm
3 onderwerp
4 anders
Wanneer
fietst
hij
naar school?
Waar
heb
je
pijn?

Slide 5 - Diapositive

Welke zin is goed? Denk aan:
1. vraagwoord 2. persoonsvorm 3. onderwerp 4. anders
A
Waar naar toe zij gaat?
B
Waar gaat zij naar toe?
C
Gaat zij waar naar toe?
D
Waar zij gaat naar toe?

Slide 6 - Quiz

Welke zin is goed? Denk aan:
1. vraagwoord 2. persoonsvorm 3. onderwerp 4. anders
A
Wie met hem op straat loopt?
B
Loopt met hem wie op straat?
C
Wie loopt met hem op straat?
D
Wie loopt straat op met hem?

Slide 7 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Waarom op het voetbalveld jullie zijn?
B
Waarom jullie op het voetbalveld zijn?
C
Waarom zijn op het voetbalveld jullie?
D
Waarom zijn jullie op het voetbalveld?

Slide 8 - Quiz

Maak de vraag. Begin met het vraagwoord:

Je vraagt aan de dokter wanneer je paracetamol moet slikken.
Wanneer.............

Slide 9 - Question ouverte

Maak de vraag. Begin met het vraagwoord:

Je vraagt aan de dokter waarom je twee doosjes paracetamol krijgt.
Waarom..................

Slide 10 - Question ouverte

Maak de vraag. Begin met het vraagwoord:

De dokter vraagt aan jou hoe lang je al buikpijn hebt.
Hoe lang.................

Slide 11 - Question ouverte

Maak de vraag. Begin met het vraagwoord:

De dokter vraagt aan jou wanneer de buikpijn is begonnen.
Wanneer..............................

Slide 12 - Question ouverte

Opdracht
Bekijk de foto. Bij deze foto ga je zelf vragen maken. Je vraag begint altijd met een vraagwoord. Denk aan de woordvolgorde!
Kies een vraagwoord en maak er een zin bij. 
Kies zelf wie de vraag stelt: de dokter of de patient
WIE
WAT
WAAR   
WAAROM
WANNEER
HOE    (hoe lang, hoe vaak)          

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Schrijf hier je vraag

Slide 15 - Question ouverte