woordsoorten quiz.

Welkom klas 3!
grammatica woordsoorten
timer
10:00
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Welkom klas 3!
grammatica woordsoorten
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Planning 
Lezen
Leerdoelen
Uitleg met quizvragen
Aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Zie studiewijzer 
Leerdoelen: 

  • Je herhaalt en kent de woordsoorten zn, bzv, ww, vz, lw, psv
  • Je kent het persoonlijk en het bezittelijk voornaamwoord

Slide 3 - Diapositive

Hoe goed beheers jij de leerdoelen al denk je?
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Sondage

woordsoorten
















Slide 5 - Diapositive

Welke lidwoorden ken je?

Slide 6 - Question ouverte

Zelfstandige naamwoord:

- mensen

- dieren

- planten

- dingen

- namen

Slide 7 - Diapositive

Hij heeft een koekje gepakt.
koekje = ...
A
lw
B
zn
C
bn
D
vz

Slide 8 - Quiz

Hij heeft een koekje gepakt.
Hij = ...
A
zn
B
telw
C
pers vnw
D
bn

Slide 9 - Quiz

Hij heeft een koekje gepakt.
gepakt = ...
A
bn
B
vz
C
zelfst ww
D
ww

Slide 10 - Quiz

Mijn broer heeft veel boeken.
mijn = ...
A
vz
B
bez.vnw
C
pers vnw
D
bn

Slide 11 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord

Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar:


 een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.


ik, hij, zij, het, wij, jullie, ons,

jou, ons, hen, mij, hem..........

Slide 12 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord

Het bvnw geeft een bezit aan. Het komt voor samen met een ZN.


Dat is mijn fiets.

Het is jouw boek.

Daar loopt zijn vader.

Slide 13 - Diapositive

Let op:

Dat is mijn boek.      bez. vnw.

Dat boek is van mij.   pvnw

Slide 14 - Diapositive

Mijn vader heeft ons gisteren gebracht.
ONS=...
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 15 - Quiz

Hij bracht ons naar dat feest.

Wat voor soort is het woord HIJ?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 16 - Quiz

Welke zijn hoofdtelwoorden
A
1.2.3.4.5.6.
B
eerste, laatste, acht
C
die,deze , dit , acht
D
de, het, een.

Slide 17 - Quiz

Hij heeft een koekje gepakt.
een = ...
A
lw
B
zn
C
bn
D
vz

Slide 18 - Quiz

Hij heeft een koekje gepakt.
heeft = ...
A
werkwoord
B
voegwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 19 - Quiz

Vanochtend had ik een lekke band.
lekke = ...
A
telw
B
vz
C
bw
D
bn

Slide 20 - Quiz

Welke klas komt er na jullie klas?
na = ...
A
vz
B
bn
C
vr vnw
D
aanw vnw

Slide 21 - Quiz

Welke klas komt er na jullie klas?
jullie = ...
A
bez vnw
B
vr vnw
C
pers vnw
D
bn

Slide 22 - Quiz

Het laatste lesuur zijn wij vrij.
Rangtelwoord:
A
Het
B
lesuur
C
Laatste
D
vrij

Slide 23 - Quiz

telwoord:

Ik heb maar één koekje uit de bovenste la van de grote kast gepakt.
A
één
B
uit
C
bovenste
D
grote

Slide 24 - Quiz

Alle leerlingen van de Dean Academy in Engeland kregen plotseling vrij.
alle (woordsoort)
A
B
C
hoofdtelwoord
D
rangtelwoord

Slide 25 - Quiz

Aan de slag!
Zie weektaak

Grammatica 2.7: opdracht 7 en 8

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive