Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
- mensen
- dieren
- planten
- dingen
- namen
Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar:
een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.
ik, hij, zij, het, wij, jullie, ons,
Het bvnw geeft een bezit aan. Het komt voor samen met een ZN.
Dat is mijn fiets.
Het is jouw boek.
Daar loopt zijn vader.
Dat is mijn boek. bez. vnw.
Dat boek is van mij. pvnw