Grammatica: zinsdelen, pv, wg, ow, lv en mw

Grammatica: de zinsdelen
pv
wg
ow
lv
mw
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Grammatica: de zinsdelen
pv
wg
ow
lv
mw

Slide 1 - Diapositive

Wanneer je gaat ontleden,
doe je dat in een vaste volgorde.
1.pv:                  Zet de zin in een andere tijd.
2.wg:                Noteer alle werkwoorden in de zin en ook alle losse stukjes werkwoord.
3.zinsdelen: Ieder zinsdeel geeft antwoord op de vraag wie, wat, wanneer, waar of hoe.
                           (Weet je niet hoe lang het zinsdeel is, plaats het dan voor de pv.)

Slide 2 - Diapositive

(pv)-{wg} - /zinsdelen/
De reisleider heeft ons gisteren
de verkeerde informatie gegeven.

Slide 3 - Question ouverte

(pv)-{wg} - /zinsdelen/
De krantenbezorger van de Volkskrant loopt
iedere ochtend vrolijk te fluiten.

Slide 4 - Question ouverte

(pv)-{wg} - /zinsdelen/
Vanwege de rapportvergadering zullen
maandag alle lessen vervallen.

Slide 5 - Question ouverte

(pv)-{wg} - /zinsdelen/
Het toegestroomde publiek staat enthousiast
met vlaggetjes te zwaaien.


13. De schriften liggen op de verwarming te drogen.

pv/ wg/ zinsdelen
Na afloop van de talentenjacht
stond Joep zenuwachtig te wiebelen.

Slide 6 - Question ouverte

(pv)-{wg} - /zinsdelen/

Hebben jullie gisteren goed geoefend?


pv/ wg/ zinsdelen
Na afloop van de talentenjacht
stond Joep zenuwachtig te wiebelen.

Slide 7 - Question ouverte

(pv)-{wg} - /zinsdelen/
Ik heb mijn natte regenbroek
op de verwarming gelegd.


pv/ wg/ zinsdelen
Na afloop van de talentenjacht
stond Joep zenuwachtig te wiebelen.

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Diapositive

Wanneer je gaat ontleden,
doe je dat in een vaste volgorde.
1.pv:                  Zet de zin in een andere tijd.
2.wg:                Noteer alle werkwoorden in de zin en de losgeraakte stukjes.
3.zinsdelen: Ieder zinsdeel geeft antwoord op de vraag wie, wat, wanneer, waar hoe.
                           Weet je niet hoe lang het zinsdeel is, plaats het dan voor de pv.
4.ow                 Wie/wat + wg= ow
5. lv                   Wat/wie + wg +ow= lv  of Wie/wat wordt door het onderwerp ge....? 

Slide 10 - Diapositive

(pv)-{wg} -[ow]- |lv|
De meest getalenteerde leerling uit de klas wilde aan alle docenten dezelfde mail sturen.

Slide 11 - Question ouverte

(pv)-{wg} -[ow]- |lv|
In de kleedkamer heeft de coach van onze ploeg
met luide stem een uitgebreide toespraak gehouden.

Slide 12 - Question ouverte

(pv)-{wg} -[ow]- |lv|
Medewerkers van het Bureau Halt zullen over twee weken aan leerlingen uit de eerste klas voorlichting geven.

Slide 13 - Question ouverte

Slide 14 - Diapositive

Wanneer je gaat ontleden,
doe je dat in een vaste volgorde.
1.pv:                  Zet de zin in een andere tijd.
2.wg:                Noteer alle werkwoorden in de zin en de losgeraakte stukjes.
3.zinsdelen: Ieder zinsdeel geeft antwoord op de vraag wie, wat, wanneer, waar hoe.
                           Weet je niet hoe lang het zinsdeel is, plaats het dan voor de pv.
4.ow                 Wie/wat                    + wg= ow
5. lv                   Wat/wie                    + wg + ow= lv
6. mw                Aan wie/voor wie + wg + ow + lv = mw
7 bwb               Alle zinsdelen die over zijn. Let op de zinsdeelgrenzen. Het bwb geeft meestal                                        antwoord op de vragen waar, wanneer, hoe.

Slide 15 - Diapositive

Wanneer je gaat ontleden,
doe je dat in een vaste volgorde.
1.pv:      Zet de zin in een andere tijd.
2.wg:    Noteer alle werkwoorden in de zin en de losgeraakte stukjes.
3.zinsdelen: Ieder zinsdeel geeft antwoord op de vraag wie, wat, wanneer, waar hoe.
                           Weet je niet hoe lang het zinsdeel is, plaats het dan voor de pv.
4.ow      Wie/wat + wg= ow
5. lv        Wat/wie + wg + ow= lv
6. mw     Aan wie/voor wie + wg + ow + lv = mw
7 bwb      Alle zinsdelen die over zijn. Let op de zinsdeelgrenzen. Het bwb geeft meestal antwoord op de vragen waar, wanneer of hoe.

Slide 16 - Diapositive

(pv)-{wg} -[ow]- |lv|- <mw> - *bwb*
De medewerkster van de gemeente gaf ons
vanmiddag een formulier mee.

Slide 17 - Question ouverte

(pv)-{wg} -[ow]- |lv|- <mw> - *bwb*
Met een flinke zwieper gooide hij zijn rugzak
in de hoek van de kamer.

Slide 18 - Question ouverte

(pv)-{wg} -[ow]- |lv|- <mw> - *bwb*
De docent deelde vanmorgen in lokaal 108 een lolly uit aan alle leerlingen van de brugklas.

Slide 19 - Question ouverte