Gr.Zinsdelen P.9: mw, hv1

Welkom!
Pak je leesboek.
Daarna:
Bespreken huiswerk
Grammatica Paragraaf 9: meewerkend voorwerp.
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom!
Pak je leesboek.
Daarna:
Bespreken huiswerk
Grammatica Paragraaf 9: meewerkend voorwerp.

Slide 1 - Diapositive

paragraaf 9
Het meewerkend voorwerp

Slide 2 - Diapositive

Stappen
  • Persoonsvorm
  • Zinsdelen
  • Onderwerp
  • Werkwoordelijk gezegde
  • Lijdend voorwerp (is er niet altijd!)
  • Meewerkend voorwerp


Slide 3 - Diapositive

meewerkend voorwerp

Slide 4 - Carte mentale

Het meewerkend voorwerp 
Geeft aan voor wie iets bestemd is 
1. Noteer het onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp. 
2. Stel de vraag: aan wie/voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? 

Slide 5 - Diapositive

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp komt voor in zinnen waarin iemand iets 'vertelt' (uitleggen, zeggen, enzovoort) of 'geeft' (lenen, sturen, overhandigen, enzovoort).


Tip!
Bij het meewerkend voorwerp moet je de woorden 'aan' of 'voor' toe kunnen voegen of weg kunnen laten.

Slide 6 - Diapositive

Even checken...
Heb je het begrepen? 

Slide 7 - Diapositive

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
A
aan/voor wie + pv + ow +lv?
B
aan/voor wie + ow + lv?
C
aan/voor wie + wg + ow +lv?
D
aan/voor wie + wg + lv?

Slide 8 - Quiz

Als er geen lijdend voorwerp is, is er ook nooit een meewerkend voorwerp.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie.
A
de verdwaalde toerist
B
de politie
C
vroeg
D
de weg

Slide 10 - Quiz

Wat is het mv?
Alle aanwezigen zongen voor de jarige een vrolijk welkomstlied.
A
voor de jarige
B
de jarige
C
alle aanwezigen
D
een vrolijk welkomstlied

Slide 11 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?
'De jongen schrijft een liefdesbrief aan zijn vriendin.'
A
De jongen
B
een liefdesbrief
C
aan zijn vriendin
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 12 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?
'Mijn oma appt mij het recept.'
A
Mijn oma
B
mij
C
het recept
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 13 - Quiz

Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Zoek het meewerkend voorwerp!
Shirley kocht zes rozen voor haar vriend voor Valentijnsdag.
A
voor haar vriend
B
zes rozen
C
haar vriend
D
voor Valentijnsdag

Slide 15 - Quiz

Zoek het meewerkend voorwerp.
De kleine jongen gaf de reus geen kans meer.
A
de kleine jongen
B
de reus
C
geen kans
D
er is geen meewerkend voorwerp

Slide 16 - Quiz

Wat is in de volgende zin het meewerkend voorwerp?
- de postbezorger overhandigde de klant de bestelling
A
De postbezorger
B
De klant
C
De bestelling
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 17 - Quiz

Wat is het mv?
Ik koop een frikandelbroodje voor haar.

Slide 18 - Question ouverte

Wat is het mv?
Hij geeft mij een klap.

Slide 19 - Question ouverte

Wat is het mv?
De burgemeester geeft een medaille aan haar.

Slide 20 - Question ouverte

Wat is het mv?
Ik geef je een verrassing.

Slide 21 - Question ouverte

Bespreken huiswerk
Opdracht 1, 3 en 4

We bespreken de opdracht klassikaal. 

Slide 22 - Diapositive

Aan de slag
Maak opdracht 6 op bladzijde 221.

Slide 23 - Diapositive