2 AFSLUITENDE LES

Afsluitende les periode 2
Bloedsomloop en ademhaling
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
AnatomieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Afsluitende les periode 2
Bloedsomloop en ademhaling

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
- herhalen onderwerpen n.a.v. huiswerk 
- overige vragen lesstof?
- AFP-bingo
- evalueren AFP-lessen periode 2
- oefentoets periode 2

HUISWERK TAKE CARE: H3 alle vragen + H4 t/m 17

Slide 2 - Diapositive

3.1 Bloed
Hoofdonderdelen van bloed zijn
1. bloedplasma
2. bloedcellen
- witte bloedcellen
- rode bloedcellen
- bloedplaatjes


Slide 3 - Diapositive

3.1 Bloed - bloedplasma
Bloedplasma:  waterige vloeistof met eiwitten erin. Deze hebben verschillende functies
  • transport (albumine)
  • afweer (antistoffen)
  • stolling (fibrinogeen) 


plasma
P

Slide 4 - Diapositive

3.1 Bloed -Witte bloedcellen
Verschillende soorten:
  • doden ziekteverwekkers (korrelcellen)
  • maken antistoffen (lymfecellen)
  • onthouden welke ziekte het lichaam heeft gehad (geheugencellen)

Slide 5 - Diapositive

Check!
Welke uitspraak is onjuist?
A. Bloedplasma vervoert vooral zuurstof
B. Bloedplasma vervoert voedings- en afvalstoffen
C. Bloedplasma bevat antistoffen 
D. Bloedplasma bevat stollingseiwitten

Slide 6 - Diapositive

Check!
Welke uitspraak/uitspraken is/zijn juist? 
A. Witte bloedcellen maken antistoffen
B. Witte bloedcellen doden ziektekiemen
C. Witte bloedcellen zorgen voor bloedstolling
D. Witte bloedcellen maken geheugencellen

Slide 7 - Diapositive

3.1 Bloed -Rode bloedcellen
Hemoglobine
  • eiwit dat samen met ijzer bloedgassen vervoert 
  • in de longen bindt zuurstof zich aan Hb, in de organen geeft Hb  zuurstof af
  • Hb neemt kooldioxide als afval mee vanuit de organen

Slide 8 - Diapositive

Het bloedplasma heeft antistoffen, gericht tegen een andere bloedgroep dan de eigen bloedgroep.
AB0
Er bestaan twee type antigenen in dit systeem: A en B.
Sommige rode bloedcellen hebben beide antigenen (AB), anderen hebben geen van beide (0, nul)
Dit komt overeen met de bloedgroep.

Slide 9 - Diapositive

3.2 Bloedgroepen en bloedtransfusie
Als zorgvrager bloed nodig heeft, dan ontvangt hij dat van een donor.
  • In de donorzak zitten rode bloedcellen.
  • de antistoffen in het bloedplasma van de zorgvrager mogen niet klonteren met de antigenen van het donorbloed

Slide 10 - Diapositive

3.2 Bloedgroepen en bloedtransfusie
  • wanneer de bloedgroep van de donor matcht met antistoffen van de ontvanger, klontert het bloed (rood).
  • de bloedtransfusie is geslaagd als de bloedgroep van de donor niet matcht met antistoffen van de ontvanger (groen).

Slide 11 - Diapositive

3.3 De bloedsomloop
Grote bloedsomloop
Grote vanuit linkerkamer:
  • aorta 
  • kleinere slagader
  • organen
  • kleinere aders
  • holle ader

Slide 12 - Diapositive

3.3 De bloedsomloop
Kleine bloedsomloop
Rechterboezem -> rechterkamer: 
  • longslagaders
  • longen
  • longaders
terug in linkerboezem

Slide 13 - Diapositive

3.4 Het hart
bouw
Een hartslag bestaat uit drie fasen
1 samentrekken van de boezems (kamers zijn ontspannen)
2 samentrekken van de kamers (boezems zijn ontspannen)
3 hartpauze (alle ruimtes ontspannen)

Wanneer zijn welke kleppen dicht?

Slide 14 - Diapositive

Check!
Welke stellingen klopt?
A. Hb is een eiwit in de witte bloedcellen
B. Hb is een eiwit in de rode bloedcel
C. Hb is een eiwit in een bloedplaatje

Slide 15 - Diapositive

Check!
Jan heeft na een operatie bloed nodig, zijn bloedgroep is A. Van wie kan hij bloed ontvangen?

A. Van een persoon met bloedgroep A
B. Van een persoon met bloedgroep B
C. Van een persoon met bloedgroep AB
D. Van een persoon met bloedgroep 0

Slide 16 - Diapositive

Check!
Welke uitspraak is juist? 
A. Zuurstofarm bloed vanuit je organen komt via de aorta in de rechterboezem 
B. Zuurstofarm bloed vanuit je organen kom via de holle ader in de rechterboezem
C. Zuurstofarm bloed vanuit je organen komt via de aorta in de linkerboezem
D. Zuurstofarm bloed vanuit je organen kom via de holle ader in de linkerboezem

Slide 17 - Diapositive

Check!
Welke uitspraak is juist? 
A. Als de kamers samentrekken openen de hartkleppen
B. Als de kamers samentrekken open de halvemaanvormige kleppen

Slide 18 - Diapositive

4.2 Het ademhalingsstelsel
strottenhoofd
  • bij het maken van geluid trillen de stembanden tegen elkaar aan
  • spiertjes trekken aan de bekerkraakbeentjes om het geluid te vervormen
  • spreken gebeurt bij uitademen
  • bij slikken zijn de stembanden gesloten
stembanden
S
bekerkraakbeentje
B

Slide 19 - Diapositive

BINGO
bloedplasma
holle ader
poortader
TIA
Vetten
rib
ademhaling
antigeen
aorta
natuurlijke immuniteit
SAB
Strottenhoofd
Spirometer
antistof
hartklep
kunstmatige immuniteit
Trombose
Hoofd
bronchiën
Adem
volume
bloedplaatje
systole
angina pectoris
Herseninfarct
Longblaasje
Hb
rode bloedcel
haarvaten
hartfalen
Spataders
Diffusie 
Huig
kleine bloedsomloop
ader
fibrilleren 
Glucose
middenrif
ademhaling
Strotten
klepje

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Welke TIPS heb je voor de klas + docent?

Slide 22 - Question ouverte

Welke TOPS heb je voor de klas + docent?

Slide 23 - Question ouverte