Kapitel 2: Les 2 Modalverben

Liebe Leute,
das Programm für...
  • Mündliche Prüfung Wörter       Lektion 1
  • Wörter Lektion 2 besprechen
  • (Wiederholung) Modalverben
  • Beispiele Modalverben
  • An die Arbeit

1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Liebe Leute,
das Programm für...
  • Mündliche Prüfung Wörter       Lektion 1
  • Wörter Lektion 2 besprechen
  • (Wiederholung) Modalverben
  • Beispiele Modalverben
  • An die Arbeit

Slide 1 - Diapositive

Lernziele
  • Ik weet welke modale werkwoorden er zijn in het Duits
  • Ik weet de betekenis van de modale werkwoorden
  • Ik kan de modale werkwoorden vervoegen in de O.T.T. 

Slide 2 - Diapositive

Wat zijn ook alweer Modalverben



Wat zijn ook alweer Modalverben

Slide 3 - Diapositive

Was ist ein Modalverb?
  • Een werkwoord wat tot uitdrukking brengt dat iets moet, iets mag, iets gewenst is, iets waarschijnlijk is etc.




  • Ze geven extra betekenis aan het hoofdwerkwoord

Slide 4 - Diapositive

Die Modalverben
  • dürfen = "mogen" (ergens toestemming voor hebben of krijgen)
  • können = "kunnen" (ergens toe in staat zijn)
  • mögen = "mogen" (houden van , zin hebben)
  • müssen = "moeten" (noodzakelijk, vanzelfsprekend, kan niet anders!)
  • sollen = "moeten" ( in opdracht van iemand anders, naar de wil van iemand anders)
  • wollen = willen
  • wissen = weten







Slide 5 - Diapositive

Beispiele
  • dürfen --> Wir dürfen unsere Handys nicht benutzen
  • können --> Kannst du schwimmen?
  • mögen --> Er mag kein Rosenkohl
  • müssen --> Ich muss jetzt gehen!
  • sollen --> Sie sollen hier warten
  • wollen --> Ich will heute abend keine Hausaufgaben machen






Slide 6 - Diapositive

Peter putzt
Peter muss putzen
Peter soll putzen
Peter darf putzen
Peter will putzen
Peter mag putzen
Peter kann putzen

Slide 7 - Diapositive

Het vervoegen van het modale werkwoord
Onregelmatig = dürfen / können / mögen / müssen / wollen wissen

Regelmatig = sollen

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Aufgaben machen
  • Auf Seite 60 & 61 --> Aufgabe 7/8/9 

Slide 10 - Diapositive