Regelmatige werkwoorden Kapitel 1

• Duits
• Middelbare school
• vmbo, mavo
• Leerjaar 3

   Regelmatige werkwoorden 

en regelmatige werkwoorden eindigend op -s, -z, -ß, -x, -d, -t

Lernziel (leerdoel)

Je kunt de werkwoorden en zwakke werkwoorden met een
stam op een -s en -ß en -x en -z, -d, -t vervoegen in de tegenwoordige tijd.

Vervoegen regelmatige werkwoord

• Hele werkwoord
• Stam maken: hele werkwoord -en
• Goede uitgang achter de stam zetten

ich	-e
du	-st
er/sie/es	-t
wir	-en
ihr	-t
sie/Sie	-en

Regelmatige werkwoord

pers. vnw	stam	uitgang
ich	wohn	-e
du	mach	-st
er/sie/es	spiel	-t

pers. vnw	stam	uitgang
wir	wohn	-en
ihr	mach	-t
sie/Sie	spiel	-en

Ezelsbruggetje

(fe)-e-st-t-en-t-en

Aufgaben!

Maak op de volgende dia's de 

opgaven.

Du [schreiben] auf dem Papier.

1. schreiben
2. schreibst
3. schreibt
4. schreibe

Wann [gehen] ...er nach Hause?

Ihr (tanzen) im Zimmer.

Das Kind [sitzen] auf dem Stuhl.

Meine Mutter [wohnen] in Berlin.

Die Kinder [verletzen] sich beim Spielen.

Im Bücherladen [kaufen] ich ein Buch.

Mein neues Handy [passen] nicht in meine kleine Handtasche.

Leren voor de toets in de SE-week

Wortschatz K3: p 132 tm 135

Redemittel K4: p 49+50

Grammatik: 

haben/sein/werden HB p 4 tm 6

regelmatige werkwoorden HB p14+15

naamvallen (der/die/das) HB p26 tm 29

Wat wil je me nog vragen?