210201 Werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Deze les

Je kent de regels voor werkwoordspelling.

Je kunt deze regels uitleggen.

Je kunt de regels ook toepassen.

Pvtt

1. ...
2. ...
3. ...

Drie manieren om de pvtt te schrijven. Noteer ze in je schrift of op een blaadje. 

Pvtt

1. ik-vorm
2. ik-vorm + t
3. hele werkwoord

Wanneer gebruik je de ik-vorm?

1. Alleen als het onderwerp 'ik' is.
2. Alleen als 'jij' achter de pv staat.
3. Als het onderwerp 'ik' is en als 'jij' achter de pv staat.

Wanneer gebruik je de ik-vorm+t?

1. Als het onderwerp jij/u/hij/zij/het is.
2. Als het onderwerp jij/u/hij/zij/ het is, behalve als 'jij' achter de pv staat.
3. Als het onderwerp jij of u is.
4. Als het onderwerp enkelvoud is.

Wanneer gebruik je het hele werkwoord?

1. Als het onderwerp meervoud is.
2. Als het onderwerp enkelvoud of meervoud is.
3. Als het onderwerp meerdere personen (mensen) zijn.
4. Als er geen pv in de zin staat.

De schaatser ... zijn record te verbreken. (proberen)

1. probeerd
2. probeert
3. probeerdt

De docent ... in de maling genomen. (worden)

1. word
2. wort
3. wordt

... je moeder die kat uit de boom? (redden)

1. Red
2. Redt
3. Ret

Vlak voor mijn ogen ... een ernstig ongeluk! (gebeuren)

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt
4. gebeuren

De goochelaar ... een konijn uit zijn hoge hoed. (toveren)

1. toverd
2. tovert
3. toverdt

De spits ... een schitterend doelpunt. (scoren)

1. scort
2. scord
3. scoort
4. scoordt

Pvvt

	enkelvoud	meervoud
sterk ww	zo simpel mogelijk	zo simpel mogelijk
zwak ww	ik-vorm + te/de	ik-vorm + ten/den

Opdracht 1.1 pvtt

1. De leraar straft mij vanwege een langdurige slappe lach.
2. Thomas houdt zijn hond stevig vast tijdens een wandeling...
3. De deelnemers aan de Tour de France fietsen met 40 km/u...
4. Mijn moeder luistert de hele dag naar Frans Bauer...
5. Victor krabt het wondje op zijn arm steeds open.
6. Vind jij deze Spaanse paella lekker of heb je liever...

Opdracht 1 pvvt

1. De leraar strafte mij vanwege een langdurige slappe lach.
2. Thomas hield zijn hond stevig vast tijdens een wandeling...
3. De deelnemers aan de Tour de France fietsten met 40 km/u..
4. Mijn moeder luisterde de hele dag naar Frans Bauer...
5. Victor krabde het wondje op zijn arm steeds open.
6. Vond jij deze Spaanse paella lekker of heb je liever...

Voltooid deelwoord

Ik heb...

Ik ben...

Ik word...

gezien, gehoord, gefietst, gebakken, gelachen, gebromd, gehackt, verloren, gewonnen, geprint, etc.

Ik heb deze les goed gewerkt.

😒🙁😐🙂😃

Ik weet hoe ik werkwoorden moet spellen.

😒🙁😐🙂😃