dag 7

Ruzie
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2BasisschoolGroep 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Ruzie

Slide 1 - Diapositive

stom
  • 1) dom
  • zin: Wat stom, ik heb haar nummer niet opgeschreven!
  • 2) niet leuk 
  • zin: Wat een stomme film.
37

Slide 2 - Diapositive

stoppen
  • werkwoord
  • ik stop - wij stoppen
  • niet meer doen 
  • zin: Bij een rood licht moet je stoppen.
  • zin: Stop met roken!
38

Slide 3 - Diapositive

de tas
  • kun je dingen in doen
  • een tas dragen
  • de tas - de tassen 
  • veel soorten tassen
  • zin: Zij doet de boodschappen in de tas.
39

Slide 4 - Diapositive

terugslaan
  • terug = naar de plaats waar iets/iemand vandaan komt 
  • slaan = iemand/iets met je hand hard raken
  • werkwoord
  • ik sla terug - wij slaan terug
  • zin: De tegenstander slaat hard terug, want hij wil winnen.
40

Slide 5 - Diapositive

tijdens
  • in die tijd
  • voor - tijdens - na
  • zin: Tijdens de pauze ga ik naar de wc. Voor de pauze en na de pauze ben ik in de klas.
41

Slide 6 - Diapositive

trappen
  •  schoppen
  • werkwoord
  • ik trap - wij trappen
  • 1) trappen op = op iets gaan staan
  • zin: Kijk uit, je trapt in de poep! 
  • 2) trappen tegen = je voet hard tegen iets aan laten komen 
  • zin: De kinderen trappen tegen de bal.
42

Slide 7 - Diapositive

Maak een zin met het woord:
stom
37

Slide 8 - Question ouverte

Ik .......... mijn boek in mijn tas.
Hij ......... met de toets want hij is klaar.
Wij ............... voor het rode licht.
U ............ bij de witte lijn en wacht op mij.
38
A
stop, stoppen, stoppen, stopt
B
stop, stopt, stoppen, stopt
C
stopt, stoppen, stoppen, stoppen
D
stoppen, stopt, stoppen, stopt

Slide 9 - Quiz

39
doktertas
heuptas
handtas
koffer
plastic tas
laptoptas
avond tasje
rugzak

Slide 10 - Question de remorquage

Maak het rijtje af voor het werkwoord: terugslaan
ik sla terug
jij ...............
hij ..............
wij / jullie / zij ...............
40

Slide 11 - Question ouverte

Tijdens de les .............
41
denk ik aan mijn familie
denk ik aan mijn vriend / vriendin
denk ik aan eten
denk ik aan mijn problemen
denk ik in mijn eigen taal
denk ik aan mijn bed
denk ik goed mee
denk ik dat ik moet plassen
denk ik aan geld
denk ik aan de toekomst

Slide 12 - Sondage

De jongen is boos.
Hij trapt ............ de stoel.
42
A
onder
B
achter
C
in
D
tegen

Slide 13 - Quiz