LE9 Les 7

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vragen financiële feiten en de balans

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Wat is een financieel feit?
A
Een gebeurtenis die geen invloed heeft op de balans of resultatenrekening.
B
Een gebeurtenis die alleen invloed heeft op de kas.
C
Een gebeurtenis die invloed heeft op de balans en/of resultatenrekening.
D
Een gebeurtenis die alleen invloed heeft op het voorraadniveau.

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

2. Welke financiële feiten hebben invloed op de kas van een onderneming?
A
Verkoop op rekening en inkoop op rekening.
B
Contante verkopen en contante inkopen.
C
Crediteurenbetalingen en betalingen via de bank.
D
Afschrijvingen op activa.

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

3. Wat gebeurt er bij een verkoop op rekening?
A
De debiteuren nemen toe, en de omzet stijgt.
B
De kas neemt toe, en de voorraad neemt af.
C
De bank neemt toe, en de voorraad daalt.
D
Er is geen invloed op de balans, alleen op de resultatenrekening.

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

4. Wat gebeurt er bij een betaling aan een crediteur?
A
De crediteuren nemen toe, en de bank neemt af.
B
De schuld aan de crediteur neemt af, en de kas neemt toe.
C
De voorraad neemt af, en de bank neemt af.
D
De schuld aan de crediteur neemt af, en de bank neemt af.

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

5. Wat is een voorbeeld van een financieel feit dat zowel de balans als de resultatenrekening beïnvloedt?
A
Het afschrijven van een activa.
B
Een contante verkoop.
C
Een betaling aan een crediteur.
D
Een betaling voor een lening.

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitleg vraag 5: Een contante verkoop beïnvloedt:
Balans:
* Kas neemt toe. 
* Voorraad neemt af.

Resultatenrekening:
* Omzet stijgt.
* Kosten van verkochte goederen worden geboekt.

Zo verandert zowel de balans als de winst!
Let op als goederen worden verkocht dan wordt ook de IWO geboekt. Als er diensten worden verkocht is er géén sprake van IWO.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

6. Wat gebeurt er bij een contante inkoop?
A
De voorraad neemt toe, en de kas neemt af.
B
De bank neemt toe, en de voorraad neemt af.
C
De crediteuren nemen toe, en de bank neemt af.
D
De kas neemt toe, en de voorraad neemt af.

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Casus: Een onderneming verkoopt goederen ter waarde van €1.000 op rekening. Het betreft een transactie met 21% btw.

Vraag 7. Welke grootboekrekeningen worden beïnvloed?
A
Kas, Omzet en Crediteuren.
B
Bank, Omzet en Btw-afdracht.
C
Crediteuren, Voorraad en Bank.
D
Crediteuren, Omzet en Btw-afdracht.

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Diapositive

De grootboekrekening Eigen Vermogen wordt wel omschreven als een schuld van de zaak/onderneming aan de eigenaar. 

De boekingsregels van het Eigen vermogen zijn gebaseerd op die van de schulden / vreemd vermogen. Zowel het Eigen vermogen als de schulden staan namelijk credit op de balans. 
Hulprekening EV (HEV)
Wijzigingen in het Eigen Vermogen (EV)
  • Niet direct op het EV zelf geboekt
Wijzigingen worden geboekt op de hulprekening van het EV.

Waarom?
Dit zorgt voor duidelijke inzicht in:
  • Kosten
  • Omzet
  • Privé-opnames
Zo blijft het EV overzichtelijk en transparant!


Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Casus 1:
Een onderneming verkoopt goederen contant voor €1.200. De inkoopwaarde van deze goederen is €500.

Vraag 8:
Wat is de journaalpost inclusief de hulprekening van het eigen vermogen (HEV)?
A
Kas wordt gedebiteerd met €1.200. Omzet wordt gecrediteerd met €1.200. IWO van de omzet wordt gedebiteerd met €500. Voorraad wordt gecrediteerd met €500.
B
Kas wordt gecrediteerd met €1.200. Omzet wordt gedebiteerd met €1.200. IWO van de omzet wordt gedebiteerd met €500. Voorraad wordt gecrediteerd met €500.

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Opbrengst uit verkoop van diensten

Vraag 9: Contant verkocht diensten voor een bedrag van € 750,-. Wat is de juiste journaalpost?
A
Kas wordt gedebiteerd met €750,- .B+D Omzet wordt gecrediteerd met €750,-. HEV+C
B
Kas wordt gecrediteerd met € 750,-. B-C Omzet wordt gedebiteerd met € 750,-. HEV-D

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het Eigen vermogen stijgt door:
+ Opbrengst uit de verkoop van goederen
+ Opbrengst uit de verkoop van diensten
+ Privéstorting
Het Eigen vermogen daalt door:
- Kosten (verbruiken)
- Inkoopwaarden omzet (IWO)
- Privéopname

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld opbrengst uit de verkoop van goederen
VF 27 Verkocht op rekening goederen. Deze goederen hebben een opbrengst van € 1200,-. Deze goederen waren in het magazijn opgeslagen voor € 500,-.
  • De bezittingen 130 Debiteuren neemt toe en wordt dus gedebiteerd (B+D). 
  • Door de opbrengst van deze verkoop neemt het EV toe en wordt de hulprekening 805 Omzet gecrediteerd (HEV+C)
  • De inkoopwaarde van deze goederen gedroeg € 500,- waardoor 800 IWO wordt gedebiteerd (HEV-D).
  • Bij de verkoop van goederen verlaten deze goederen het magazijn, waardoor de bezittingen 300 Voorraad wordt gecrediteerd voor € 500,-. (B-C)



Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions