Q taal thema 6

Taal

Thema 6

Log in lessonUp!!
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Taal

Thema 6

Log in lessonUp!!

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?

  • Themawoorden
  • Werkwoord met 3 hoofdvormen
  • Meewerkend voorwerp
  • Persoonlijke voornaamwoorden
  • Dubbelzinnige taalgebruik

Slide 2 - Diapositive

Themawoorden
thema 6

Slide 3 - Diapositive

Heel plotseling
Langzamerhand
De officiële taal van een land
Een taal die in een bepaalde streek wordt gesproken
Voor het grootste gedeelte
Iets wat je kunt aannemen of accepteren 
Abrupt
Allengs
Dialect
Standaardtaal
Grotendeels
Aanvaardbaar

Slide 4 - Question de remorquage

Met meer inspanning of moeite dan nodig is.
A
Krampachtig
B
Verwant zijn aan
C
Afleiden van
D
Wereldtaal

Slide 5 - Quiz

Een taal die op veel plaatsen op de wereld gesproken wordt.
A
Krampachtig
B
Verwant zijn aan
C
Afleiden van
D
Wereldtaal

Slide 6 - Quiz

Familie zijn van
A
Krampachtig
B
Verwant zijn aan
C
Afleiden van
D
Wereldtaal

Slide 7 - Quiz

Woorden maken van andere woorden, vaak uit een andere taal
A
Krampachtig
B
Verwant zijn aan
C
Afleiden van
D
Wereldtaal

Slide 8 - Quiz

je heel erg aan iets of iemand storen.
vervelend behandeld worden, nadat je hetzelfde bij iemand anders hebt gedaan.
je geeft iemand een verkeerde indruk van iets, waardoor het niet klopt.
langzaam en geleidelijk
zoveel je maar wilt
stukje bij beetje
naar hartenlust
iemand op het verkeerde been zetten
je groen en geel ergeren
een koekje van eigen deeg krijgen

Slide 9 - Question de remorquage

Iemand die altijd gekke dingen doet noem je een

Als iets heel vreemd is dan noem je dat

Iemand die heel goed is opgevoed noem je 

Een ander woord voor voorstel is een

Als iemand overdreven deftig doet dan is dat 

Een ander woord voor tevens is

Als je er voor komt schamen noem je
Uitleg
Sleep de goede themawoord naar de juiste zin
hetzelfde
beschaafd
bekakt
suggestie
absurd
bizar
ook
gênant
dwaas

Slide 10 - Question de remorquage

Iets heel vies of heel vervelend vinden
A
Uitdrukking
B
Gezegde
C
Lyrisch zijn over
D
Walgen van

Slide 11 - Quiz

Een vast groepje van woorden of een zin met een figuurlijke betekenis
A
Uitdrukking
B
Gezegde
C
Lyrisch zijn over
D
Walgen van

Slide 12 - Quiz

Iets heel geweldig of fantastisch vinden
A
Uitdrukking
B
Gezegde
C
Lyrisch zijn over
D
Walgen van

Slide 13 - Quiz

Een vast groepje woorden met een figuurlijke betekenis
A
Uitdrukking
B
Gezegde
C
Lyrisch zijn over
D
Walgen van

Slide 14 - Quiz

Wat betekent 'mengelmoes'?
Schrijf het letterlijk op, hoe het op het blad staat!

Slide 15 - Question ouverte

Wat voor taal is dit?
*********=*********
A
Vaktaal
B
Codetaal
C
Straattaal
D
Wereldtaal

Slide 16 - Quiz

Wat voor taal is dit?
Now we learn for the exercise
A
Vaktaal
B
Codetaal
C
Straattaal
D
Wereldtaal

Slide 17 - Quiz

Wat voor taal is dit?
ja bus 30 gaat richting heksendans
A
Vaktaal
B
Codetaal
C
Straattaal
D
Wereldtaal

Slide 18 - Quiz

Wat voor taal is dit?
doekoe
A
Vaktaal
B
Codetaal
C
Straattaal
D
Wereldtaal

Slide 19 - Quiz

Iets waar je als persoon beter van wordt in de vorm van geld
Genoeg hebben aan
Heel erg raar, belachelijk
Iets waar je als persoon slecht, armer van wordt
Beweren
De schuld leggen bij
absurd
verarming
teren op
stellen
bizar
verrijking
wijten aan

Slide 20 - Question de remorquage

Een werkwoord met 3 hoofdvormen

De 3 soorten:
  1.  Hele werkwoord of de infinitief (inf)
  2.  Persoonsvorm (pv)
  3. Voltooid deelwoord (volt. deelw.)

Slide 21 - Diapositive

X
persoonsvorm
volt. deelw.
infinitief 
geen ww
1
2
3
4
Zijn
vader
helpt
te
de struiken
alles
Bijna
verwijderen
is
omgezaagd 
De
struik
dikste
wilt
Quinten
Quinten
doen
bijna
kan
zijn
beginnen
eigen
tuintje

Slide 22 - Question de remorquage

Meewerkend voorwerp

Het mv geeft antwoord op de vraag:

Aan wie+gezegde+
onderwerp+lijdend voorwerp

Slide 23 - Diapositive

Na een tijdje
geeft
de schep
Quinten
Jason
Ze
meldt
Marijke
ze
dat
wilt
pauzeren
Marijke
belooft
Thomas
straks
een lekker broodje
Ik
vertellen
over
je
de boomplantdag
zal
MV
MV
MV
MV
PV
PV
PV
PV

Slide 24 - Question de remorquage

Persoonlijk voornaamwoorden

persoonlijk voornaamwoorden kunnen een onderwerp (ow) zijn, een lijdend voorwerp (lv) en een meewerkend voorwerp (mv)
enkelvoud
meervoud
ik: mij/me 
wij/we: ons
jij/je/u: jou/je
jullie: jullie
hij: hem
zij/ze: haar
het: het
zij/ze:
hen/ hun/ ze

Slide 25 - Diapositive

Vul de goede persoonlijk voornaamwoorden in.
Schrijf heel de zin op met interpunctie+hoofdletter.
'Bas vindt Samira steeds irritanter.'

Slide 26 - Question ouverte

Vul de goede persoonlijk voornaamwoorden in.
Schrijf heel de zin op met interpunctie+hoofdletter.
'Zijn vrienden raden Bas aan om het uit te maken.'

Slide 27 - Question ouverte

Vul de goede persoonlijk voornaamwoorden in.
Schrijf heel de zin op met interpunctie+hoofdletter.
'Maar Bas durft niks tegen Samira te zeggen.'

Slide 28 - Question ouverte

Vul de goede persoonlijk voornaamwoorden in.
Schrijf heel de zin op met interpunctie+hoofdletter.
'Dus krijgt Samira een briefje van Max.'

Slide 29 - Question ouverte

Dubbelzinnig taalgebruik

Een woord kan 2 verschillende betekenissen hebben.

Slide 30 - Diapositive

Welk woord heeft 2 betekenissen?
Ik
houd
van
mijn
moeders
kussen
Het
oor
is
warm
Uit
de
box
komt
geluid
Antwoord
Antwoord
Antwoord

Slide 31 - Question de remorquage

Welke 2 betekenissen heeft deze zin?
Ik houd van mij moeders kussen.

Slide 32 - Question ouverte

Welke 2 betekenissen heeft deze zin?
Het oor is warm.

Slide 33 - Question ouverte

Welke 2 betekenissen heeft deze zin?
Uit de box komt geluid.

Slide 34 - Question ouverte

Ik weet alle themawoorden uit mijn hoofd
Tuurlijk
Absoluut niet
Een beetje

Slide 35 - Sondage

Ik weet de 3 werkwoorden
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Sondage

Ik weet het meewerkend voorwerp
Tuurlijk
Absoluut niet
Een beetje

Slide 37 - Sondage

Ik weet de persoonlijk voornaamwoorden
Tuurlijk
Absoluut niet
Een beetje

Slide 38 - Sondage

Ik snap de dubbelzinnig taalgebruik
Tuurlijk
Absoluut niet
Een beetje

Slide 39 - Sondage

Ik ben klaar voor de toets!
010

Slide 40 - Sondage

Het cijfer dat ik verwacht dat ik ga halen is:
010

Slide 41 - Sondage

Einde

Slide 42 - Diapositive