Genetica Herhaling met amoebe sisters

Genetica
Herhaling thema 3

1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 9 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Genetica
Herhaling thema 3

Slide 1 - Diapositive

Erfelijkheid bestaat uit 7 basisstoffen
BS 1 en 2 zijn de basis die ook overlapt met DNA
BS 3 t/m 6 is het leren oplossen van kruisingsvraagstukken.
BS 7 gaat over tweeling onderzoek.
Er zitten uitleg video's tussen. Bedenk zelf of je ze wilt kijken.
Houd kladpapier bij de hand voor berekeningen.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Wat is een allel
A
een stukje chromosoom op een gen
B
een stukje informatie op een gen
C
een stukje fenotype op een gen
D
een stukje informatie op het DNA

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Vidéo

Wat is het verschil tussen autosomaal en x-chromosomaal?

Slide 6 - Question ouverte

Monohybride kruising
= kruising waarbij je let op de overerving van één eigenschap.
Één genenpaar betrokken:

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Slide 9 - Vidéo

Slide 10 - Vidéo

De P-generatie zijn de ouders in een kruising.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Kleurenblind is recessief.
Wat is de kans op kleurenblinde kinderen?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 12 - Quiz

Wie zijn mannen in deze stamboom?
A
Alle personen weergegeven met een vierkant
B
Alle personen weergegeven met een rondje

Slide 13 - Quiz


Stambomen
Welke is dominant?  
A
De ziekte is dominant
B
De ziekte is recessief
C
Dat is niet met zekerheid te zeggen

Slide 14 - Quiz


Stambomen
Kan de ziekte X-chromosomaal zijn?  
A
Ja dat kan wel
B
Nee dat kan niet

Slide 15 - Quiz

De ziekte erft het meest waarschijnlijk via de volgende manier over..
A
Dominant, autosomaal
B
Recessief, autosomaal
C
Dominant, X-chromosomaal
D
Recessief, X-chromosomaal

Slide 16 - Quiz

Bij een intermediaire kruising...
A
zijn beide genen dominant
B
ontstaat er een mengkleur

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Vidéo

Welke van de afgebeelde genen zijn intermediair?
A
Veerkleur kip en beharing bladeren
B
Beharing bladeren en tongrollen
C
Tongrollen en bloemkleur
D
Bloemkleur en veerkleur kip

Slide 19 - Quiz

Dihybride kruisingen
Bij dihybride kruisingen kijken we naar 2 genen tegelijk in een kruising

Slide 20 - Diapositive

Gekoppelde overerving
Twee genenparen liggen in hetzelfde chromosomenpaar.








Tegenovergestelde: ongekoppelde overerving (= twee genenparen liggen in verschillende chromosomenparen.)

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

Hoeveel verschillende genotypen kun je vinden in een eicel van moeder BbDd als de genen onafhankelijk overerven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 23 - Quiz

Hoeveel verschillende genotypen kun je vinden in een eicel van moeder BbDd als de genen gekoppeld overerven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 24 - Quiz

Bij kippen is het allel voor een erwtenkam (E) dominant over dat voor een enkelvoudige kam (e); het allel voor gevederde poten (G) is dominant over dat voor kale poten (g)

Een hen met een erwtenkam en gevederde poten wordt gekruist met een haan met een enkelvoudige kam en kale poten. Onder de directe nakomelingen bevinden zich vier verschillende fenotypen.

Wat was het genotype van de hen?
A
EEGG
B
EEGg
C
EeGG
D
EeGg

Slide 25 - Quiz

Multipele allelen
Voor één erfelijke eigenschap bestaan drie of meer verschillende allelen. Bijv. bloedgroepen --> allelen:

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Een man met bloedgroep O en een vrouw met bloedgroep AB krijgen samen een kind. Hoe groot is de kans dat het kind bloedgroep AB heeft?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 28 - Quiz

Letale factor
Een allel dat geen levensvatbaar individu oplevert als een genenpaar bestaat uit twee van zulke allelen.
Als beide ouders dezelfde letale factor bezitten, wordt een deel van de verwachte nakomelingschap niet geboren.

Slide 29 - Diapositive

Wat is de verhouding in het fenotype van de nakomelingen als:
Aa x Aa

A= Kuif, a= geen kuif, AA= lethaal
A
Kuif: geen kuif = 3 : 1
B
Kuif: geen kuif = 2: 0
C
Kuif: geen kuif = 2: 1
D
Kuif: geen kuif = 1: 1

Slide 30 - Quiz

Tweelingen
Twee-eiige tweeling


Eeneiige tweeling



Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Vidéo

Hebben eeneiige tweelingen hetzelfde genotype? En Twee-eiige tweelingen?
A
Alleen eeneiig heeft hetzelfde genotype
B
Alleen twee-eiig heeft hetzelfde genotype
C
Beide hebben hetzelfde genotype

Slide 33 - Quiz

En nu oefenen
Hier onder een aantal vragen meer op SE niveau

Slide 34 - Diapositive

Bij muizen komen de volgende allelen voor: allel H veroorzaakt beharing, allel h veroorzaakt kaalheid. Allel R veroorzaakt bruine haren en allel r witte. De genoemde allelen zijn niet X-chromosomaal en niet gekoppeld. Twee muizen met het genotype HhRr krijgen nakomelingen.

Hoe groot is de kans dat het eerstgeboren jong een bruine vacht zal hebben?1
A
1/4
B
1/2
C
9/16
D
3/4

Slide 35 - Quiz

Labradors
Een gen bepaalt de snuitkleur van labradorhonden. Dit gen zorgt voor een zwarte of bruine snuit, waarbij zwart de dominante eigenschap is.
Reuen die alle homozygoot zijn voor bruin, dekken vijf homozygote zwarte teven.
De jongen die hieruit ontstaan (F1), worden onderling gekruist.
Wat is de kans op een bruine snuit bij de kleinkinderen (F2)? Geef een volledig kruisingsschema. Gebruik de letter A. Geef de kans aan in procenten.

Slide 36 - Question ouverte

Porfyrie
Er gaan geruchten dat prins Ernst-August van Hannover, de echtgenoot van prinses Caroline van Monaco, lijdt aan porfyrie. Porfyrie is een dominant overervende bloedaandoening en veroorzaakt plotselinge woede-uitbarstingen.
De inwoners van Monaco vrezen nu dat zijn dochter Alexandra deze ziekte ook heeft.
Ernst-August is heterozygoot voor het allel dat porfyrie veroorzaakt. Het gen ligt niet op het X-chromosoom. Caroline heeft deze aandoening niet.

A
0%
B
50%
C
25%
D
100%

Slide 37 - Quiz

Het allel b is X-chromosomaal en recessief. Wanneer het dominante allel B ontbreekt, is er sprake van een letale factor. Een mannetjesmuis wordt gekruist met een voor dit gen heterozygote vrouwtjesmuis.
Welke geslachtsverhouding vrouw : man kun je verwachten bij het grote aantal jongen dat ze krijgen?

A
1:1
B
2:1
C
3:1
D
2:0

Slide 38 - Quiz

Albinisme
Bij de mens komt een recessief, niet-X-chromosomaal allel voor albinisme voor. Ongeveer een op de zeventig normale individuen is heterozygoot voor deze eigenschap.
Eva is niet albino en heeft geen albino ouders. Ze heeft wel een broer die albino is. Haar man (niet verwant) is geen albino. Eva en haar man willen graag weten hoe groot de kans is dat hun kind ook albino wordt, net als zijn of haar oom. Ze weten dat jij biologie in je profiel hebt en vragen jou om dit te berekenen. Geef in je antwoord de hele berekening. Doe dat in de vorm van een breuk.

Slide 39 - Question ouverte

Komkommerplanten hebben mitochondriën waarin drie ringvormige DNA-strengen liggen. De DNA-ringen zijn 1 556 000, 84 000 en 45 000 basenparen lang.

Welke komkommerplanten kunnen mtDNA doorgeven aan wie? Twee antwoorden zijn juist.

A
Moeder aan dochter
B
Moeder aan zoon
C
Vader aan dochter
D
Vader aan zoon

Slide 40 - Quiz

Stamboom
Gebruik dit voor de volgende vraag. De stamboom van een Egyptische faraodynastie. Geschiedkundigen vermoeden dat Aahotep I drager was van een zeer zeldzaam, autosomaal recessief overervend allel. 

Slide 41 - Diapositive

Als Aahotep I inderdaad drager was van een dergelijk allel, hoe groot is dan de kans dat dit allel bij Aahotep II tweemaal aanwezig was? Leg je antwoord uit met een berekening.

Slide 42 - Question ouverte

Door welke processen ontstaat er meer variatie in een populatie?
A
Alleen door mutatie
B
Alleen door recombinatie
C
Recombinatie en mutatie
D
Door geen van beiden

Slide 43 - Quiz