6.5 V3a, Rekenen aan Lenzen & 1/f Rekenen met 1/

Regels van orde
1e keer:  Waarschuwing --> Maximaal 2 namen op het bord
2e keer: Kleine schrijfopdracht in kabinet --> Max. 2 keer
3e keer: Eruit, naar Loket 21 + werkinhaaluur


Nooit! 
Oordopjes in 
Gooien + Rotzooi maken + Klooien
Eten/drinken 
Mutsen op / Jassen aan / Tassen op tafel  
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Regels van orde
1e keer:  Waarschuwing --> Maximaal 2 namen op het bord
2e keer: Kleine schrijfopdracht in kabinet --> Max. 2 keer
3e keer: Eruit, naar Loket 21 + werkinhaaluur


Nooit! 
Oordopjes in 
Gooien + Rotzooi maken + Klooien
Eten/drinken 
Mutsen op / Jassen aan / Tassen op tafel  

Slide 1 - Diapositive

Pak je spullen:                                

Slide 2 - Diapositive

Vandaag
6.5 Rekenen aan lenzen

  •  

Slide 3 - Diapositive

Doel van deze les
  • Je kunt rekenen met de lenzenformule.

  • Je begrijpt wat een negatieve beeldafstand is.

Slide 4 - Diapositive

Rekenen met  1 / 
Stel:    


Wat is f ?
  •  
  • f = 123
1231=f1

Slide 5 - Diapositive

Rekenen met  1 / 
Stel:    


Wat is f ?
  •  
  • f = 123 / 11 = 11,182
12311=f1

Slide 6 - Diapositive

Rekenen met  1 / 
Stel:                                                  Wat is f ?


2 manieren:    1:   Beide kanten omdraaien: 


                             2: Kruislings vermenigvuldigen: 
12311=f1
11123=1f=f
11f=1231

Slide 7 - Diapositive

Rekenen met  1 / 
Stel:                                                  Wat is f ?


                      Beide kanten omdraaien: 




                           
f1=21,9
f=1f=21,91=0,0457

Slide 8 - Diapositive

                         Lenzenformule, voorbeeld 1
Zonder rekenmachine:

v = 3 cm
b = 4 cm
f = ?
v1+b1=f1

Slide 9 - Diapositive

                        Lenzenformule, voorbeeld 2
Met rekenmachine:             Gebruik de toets 1/x of x⁻¹
    
v = 3 cm
b = 4 cm
f = ?
v1+b1=f1
x⁻¹
1/x

Slide 10 - Diapositive

                        Lenzenformule, voorbeeld 3
Zonder rekenmachine:             
    
v = ?
b = 6 m
f = 5 m
v1+b1=f1

Slide 11 - Diapositive

                        Lenzenformule, voorbeeld 4
Met rekenmachine:                                         Gebruik de toets 1/x of x⁻¹
    
v = 7 dm
b = ?
f = 8,5 dm
v1+b1=f1
x⁻¹
1/x

Slide 12 - Diapositive

                        Lenzenformule, voorbeeld 4
Met rekenmachine:                                         Gebruik de toets 1/x of x⁻¹
    
v = 7 dm
b = -39,7  .... Huh? Negatief? Wat is dat?
f = 8,5 dm
v1+b1=f1
x⁻¹
1/x

Slide 13 - Diapositive

Welke grootheid in de lenzenformule kan negatief zijn (bij een bolle lens)?

v1+b1=f1
A
Alleen f.
B
v, b en f.
C
Alleen b en f.
D
Alleen b.

Slide 14 - Quiz

Uitwisselen:
De volgende persoon mag het uitleggen:

V3

Slide 15 - Diapositive

Aan welke kant van de lens ligt het beeld, als b negatief is?
A
Aan de rechter kant.
B
Aan dezelfde kant als v, het voorwerp.
C
Aan de andere kant van v, het voorwerp.
D
Aan de linker kant.

Slide 16 - Quiz

Uitwisselen:
De volgende persoon mag het uitleggen:

V3

Slide 17 - Diapositive

Hoe heet het beeld als b negatief is?
A
Een negatief beeld.
B
Een schijnbeeld.
C
Een virtueel beeld.
D
Een nepbeeld.

Slide 18 - Quiz

Uitwisselen:
De volgende persoon mag het uitleggen:

V3

Slide 19 - Diapositive

Werken met zachtjes overleg
Opgaven:
Eerst, iedereen: opg. 62, blz. 205

Daarna: 57, 58, 63, 60

timer
10:00

Slide 20 - Diapositive

Constructie virtueel beeld

Slide 21 - Diapositive

Vergrootglas
Beeld niet op z'n kop!

Bij het afbeelden van de dia wel.
Dat zie je ook in de constructietekening.

Slide 22 - Diapositive

Bij constructie van een virtueel beeld, gebruik je dezelfde constructiestralen als bij een echt beeld.

1. Midden door de lens rechtdoor.
2. Evenwijdig aan optische as --> vanaf lens door brandpunt.
3. Alsof straal uit het brandpunt komt, en dan vanaf lens evenwijdig aan de optische as.

Enige verschil is dat je de stralen
na de lens teruguit moet stippelen,
totdat ze bij elkaar komen:
Daar is het beeld.

Slide 23 - Diapositive

Werken met zachtjes overleg
Opgaven:
Eerst: 57, 58, 63, 60

Daarna: Begin aan oefentoets, blz. 214.

Huiswerk: Oefenblad van gisteren
+ 62, 57, 58, 63, 60





timer
20:00

Slide 24 - Diapositive

Nabespreken opg. 62






V3

Slide 25 - Diapositive

Huiswerk:

Oefentoets afmaken.

Slide 26 - Diapositive

Hierna: 

Herhalingsslides H6.1 t/m H6.5

Slide 27 - Diapositive

Stralengang tekenen:
1: spiegelbeeld
       van p tekenen
2: stippellijn van p' naar oog
3: lichtstraal van voorwerp naar spiegel,
waar stippellijn de spiegel snijdt.

4: lichtstraal van spiegel naar oog
p .
p' .

Slide 28 - Diapositive

Lichtstralen tekenen
  • Echt lichtstralen: Doorgetrokken lijnen
  • Met pijltje in de lijn
  • Achter de spiegel is geen licht, dus alleen stippellijnen
  • Bij spiegelbeeld: Stippel je constructielijnen
  •  Laat zien wat loodrecht of wat even lang is

Slide 29 - Diapositive

Lucht

Water,
of glas,
of plastic,
enz. ...

Slide 30 - Diapositive

Onthoud: 
- Bij licht van lucht naar water: Breking naar de normaal toe.
- Bij licht van water naar lucht: Breking van de normaal af.

Want: De vis is dichter bij dan
hij lijkt te zijn!



        

Slide 31 - Diapositive

                  Hol + Bol
Bolle lens = +lens:
Breekt altijd naar de optische as toe.
=convergeert

Holle lens = -lens:
Breekt altijd van de optische as af.
=divergeert

Slide 32 - Diapositive

Brandpunt
Brandpunt = Het snijpunt van de stralen die evenwijdig op de lens vallen. 

Als je kijkt naar iets wat oneindig ver weg is, dan is komen de stralen evenwijdig aan bij je oog, dus: b=f;
beeldafstand = branpuntsafstand.

Sterkere lens heeft Kleinere brandpuntsafstand!!

Slide 33 - Diapositive

Drie constructiestralen bij scherp beeld:
  1. Licht  midden door de lens gaat rechtdoor
  2. Licht evenwijdig aan de optische as gaat na de lens door het brandpunt.
  3. Licht dat door het brandpunt gaat,
    gaat na de lens evenwijdig aan de as.
1

2

2

3
3

Slide 34 - Diapositive

N is de vergroting: Hoeveel keer groter is het beeld

N = B/V (L_b/L_v)

N = b/v 

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Oudziend
  • Ooglens is minder elastisch
  • Je kunt niet goed meer accomoderen.
  • Je hebt een positieve lens nodig

Slide 37 - Diapositive


Lenzenformule geldt alleen bij een scherp beeld.

b is dus de afstand van de lens tot het scherpe beeld.
v1+b1=f1

Slide 38 - Diapositive

Bij een bolle lens kan in deze formule
alleen b negatief zijn.

Als b negatief is, 
dan is er sprake van een virtueel beeld.

Dat beeld ligt dan aan dezelfde kant van 
de lens als het voorwerp.

Dit is het beeld bij een loep of vergrootglas.        
v1+b1=f1

Slide 39 - Diapositive

Bij constructie van een virtueel beeld, gebruik je dezelfde constructiestralen als bij een echt beeld.

1. Midden door de lens rechtdoor.
2. Evenwijdig aan optische as --> vanaf lens door brandpunt.
3. Alsof straal uit het brandpunt komt, en dan vanaf lens evenwijdig aan de optische as.

Enige verschil is dat je de stralen
na de lens teruguit moet stippelen,
totdat ze bij elkaar komen:
Daar is het beeld.

Slide 40 - Diapositive