Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
2.4 Lenzen
Slide 1 - Diapositive
Lichtbreking
Licht beweegt in rechte lijnen.
Maar wanneer licht door een doorzichtig materiaal gaat (glas, kunststof of water), geldt die regel niet meer. De lichtstralen worden dan afgebogen (gebroken).
Slide 2 - Diapositive
Breking van licht
Naar de normaal, van de normaal af
hoek van inval: hoek i
hoek van breking: hoek r
Slide 3 - Diapositive
Hoe werkt een lens?
-Lens verbuigt lichtstralen -Lenzen hebben een brandpunt (f) -creert een beeld van een voorwerp -bolle lens=positieve lens, convergeren -holle lens=negatieve lensen, divergeren
Slide 4 - Diapositive
Soorten lenzen
Slide 5 - Diapositive
Positieve lenzen (convergerende werking)
Slide 6 - Diapositive
Negatieve lenzen (Divergerende werking)
Slide 7 - Diapositive
In optische instrument worden bolle en holle lenzen gebruikt. Een bolle lens is:
A
dun in het midden en dik aan de boven- en onderkant.
B
dik in het midden en dun aan de boven- en onderkant.
Slide 8 - Quiz
In optische instrument worden bolle en holle lenzen gebruikt. Een bolle lens is:
A
dun in het midden en dik aan de boven- en onderkant.
B
dik in het midden en dun aan de boven- en onderkant.
Slide 9 - Quiz
Een lens heeft één brandpunt.
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quiz
De afstand van het brandpunt tot het midden van de lens heet het beeldpunt.
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
Een bolle lens heeft een convergerende werking.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quiz
Een bolle lens kun je gebruiken als brandglas.
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quiz
De lichtstralen van de zon zijn evenwijdig.
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quiz
Evenwijdige lichtstralen die op peen holle lens vallen, worden gedivergeerd.
A
waar
B
niet waar
Slide 15 - Quiz
Evenwijdige lichtstralen die op peen holle lens vallen, worden geconvergeerd.
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quiz
Evenwijdige lichtstralen die op een holle lens vallen, buigen na de lens van elkaar af.
A
waar
B
niet waar
Slide 17 - Quiz
Hoe holler de lens, hoe sterker de lens.
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quiz
Een holle lens, heeft geen brandpunt.
A
waar
B
niet waar
Slide 19 - Quiz
Evenwijdige lichtstralen die op een bolle lens vallen, worden geconvergeerd.
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quiz
Evenwijdige lichtstralen die op een bolle lens vallen, worden geconvergeerd.
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quiz
Evenwijdige lichtstralen die op een bolle lens vallen, worden gedivergeerd.
A
waar
B
niet waar
Slide 22 - Quiz
Evenwijdige lichtstralen die op een bolle lens vallen, buigen na de lens van elkaar af.
A
waar
B
niet waar
Slide 23 - Quiz
Bolle lenzen hebben twee brandpunten.
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quiz
Hoe boller de lens, hoe sterker de lens.
A
waar
B
niet waar
Slide 25 - Quiz
Om bij een bolle lens het beeld te construeren, moet je eerst de lichtstraal tekenen die door ....... van de lens gaat.
A
de bovenkant
B
de onderkant
C
het brandpunt
D
het midden.
Slide 26 - Quiz
Deze lichtstraal gaat na de lens ..... de hoofdas.
A
evenwijdig aan
B
de onderkant
C
het brandpunt
D
rechtdoor
Slide 27 - Quiz
Teken daarna de lichtstraal die ..... de hoofdas.
A
de bovenkant
B
de onderkant
C
evenwijdig is aan
D
rechtdoor
Slide 28 - Quiz
Deze lichtstraal gaat na de lens ......
A
evenwijdig aan de hoofdas.
B
door het brandpunt
C
evenwijdig is aan
D
rechtdoor
Slide 29 - Quiz
Het snijpunt van deze twee lichtstralen is het .........
A
het brandpunt
B
beeldpunt.
C
middelpunt
D
voorwerppunt.
Slide 30 - Quiz
Zo ontstaat er een beeld dat .....
A
rechtop staat
B
op zijn kop staat.
Slide 31 - Quiz
Slide 32 - Vidéo
Stappen constructiestralen :
1. Teken lens met hoofdas en brandpunt (F)
2. Voorwerp en pijl V1 V2 juiste afstand.
3. Twee constructiestralen, B1 waar stralen samen komen.
4. Beeld B1 B2.
Beeld ondersteboven.
Slide 33 - Diapositive
Lenzenformule
Met behulp van constructie kun je de beeldsafstand, voorwerpsafstand of brandspuntsafstand van een lens bepalen.
Slide 34 - Diapositive
Lenzenformule
Met de lenzenformule kun je de brandpuntsafstand (f), de voorwerpsafstand (v) of de beeldsafstand (b) berekenen als je twee van de drie gegevens hebt.