H9 Pijnstillers

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
farmacotherapieMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer is een zorgvrager zich bewust van pijn?
A
voordat een pijnprikkel is verwerkt in de hersenen
B
nadat een pijnprikkel is verwerkt in de hersenen
C
a en b zijn beide goed
D
a en b zijn beide fout

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Paracetamol heeft een...........werking
A
Analgetische
B
Antipyretische
C
A en B zijn beide goed
D
A en B zijn beide fout

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het belangrijkste bij pijnstilling voor de behandeling van chronische pijn?
A
innemen wanneer de pijn optreedt
B
de kosten van het medicijn
C
de spiegelopbouw in het bloed
D
vertrouwen hebben in het medicijn

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarop berust de werking van NSAID's?
A
Remming van prostaglandines
B
Sedatie van de patient
C
A en B zijn beide goed
D
A en B zijn beide fout

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar staan de letters NSAID voor?
A
Non-sedative anti-flammatory disease
B
Non-steroidal anti-inflammatory disease
C
Non-sedative anti-flammatory drugs
D
Non-steriodal anti-inflammatory drugs

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het risico op een ......is verhoogd bij het gerbuik van NSAID's
A
Aambei
B
Darmperforatie
C
Fistel
D
Maagzweer

Slide 7 - Quiz

Een darmperforatie is een gaatje in de darmwand waardoor de inhoud van je darm in je buikholte lekt.
NSAID's hebben een ........effect
A
Analgetisch
B
Antipyretisch
C
Antiflogistisch
D
A,B en C zijn goed

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bekende NSAID's zijn:
A
Naproxen, ibuprofen, paracetamol
B
Diclofenac, ibuprofen, methadon
C
Naproxen, ibuprofen, diclofenac
D
Diclofenac, naproxen, codeïne

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het gebruik van een zetpil met een NSAID kan maagklachten geven
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke pijnklacht (waarmee je gewoon naar de drogist of apotheek gaat) kan NIET met NSAID`s behandeld worden?
A
kiespijn
B
rugpijn
C
maagpijn
D
menstruatiepijn

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

noem 3 CI's voor het gebruik van een NSAID

Slide 12 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent de afkorting ROO?
A
opioïden die lang werken
B
opioïden die kort werken
C
opioïden die snel werken
D
opioïden die traag werken

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke opioid wordt in pleistervorm toegediend?
A
Codeine
B
Fentanyl
C
Morfine
D
Tramadol

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Oxycodon lijkt op......
A
Ibuprofen
B
Diclofenac
C
Morfine
D
Paracetamol

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk middel moet samen met een opioid worden voorgeschreven?
A
antihypertensivum
B
Cholesterolremmer
C
Laxans
D
Maagbeschermer

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe wordt buprenorfine toegediend?
A
drank
B
zetpil
C
pleister
D
smelttablet

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Theorie: Bij de behandeling van een heroine- en morfineverslaving wordt een opioid voorgeschreven.

Vraag: Welk opioid is dit?
A
Buprenorfine
B
Methadon
C
Morfine
D
Oxycodon

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het stappenplan voor pijnbestrijding bestaat uit 4 stappen. Benoem stap 3
A
oraal, transdermaal of rectaal een opioïd
B
oraal of rectaal een niet-opioïd
C
overstappen op parenterale toediening van opioïd
D
codeïne of tramadol toevoegen

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is geen bijwerking van opioïden?
A
sufheid
B
misselijkheid
C
obstipatie
D
osteoporose

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn DMARD's?
A
azathiopyrine, hydroxychloroquine
B
methotrexaat, celecoxib
C
leflunomide, meloxicam
D
azathiopyrine, naproxen

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar moet je bij het afleveren van MTX opletten?

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie levert TNF-alfa-remmers?
A
apotheek
B
ziekenhuis
C
fabriek
D
arts

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat moet een patiënt met reumatoïde artritis die Humira gebruikt doen bij koorts en waarom?

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke klachten heeft een patient met artrose?

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke geneesmiddel is eerste keus bij artrose?
A
paracetamol
B
amoxicilline
C
febuxostat
D
fentanyl

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke geneesmiddelen worden gebruikt bij acute jicht?

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk geneesmiddel wordt gebruikt als profylaxe bij jicht?
A
NSAID's
B
prednisolon
C
allopurinol
D
methotrexaat

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

welke bijwerking kan optreden bij langdurig gebruik van corticosteroiden?
A
reuma
B
botontkalking
C
jicht
D
eczeem

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions