1-1.4 WPL-opdracht: Klantgericht en functioneel werken les 1 eigen regie

KLANTGERICHT EN FUNCTIONEEL WERKEN
CONTANCT MAKEN MET DE ZORGVRAGER
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
MBO

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

KLANTGERICHT EN FUNCTIONEEL WERKEN
CONTANCT MAKEN MET DE ZORGVRAGER

Slide 1 - Diapositive

DE VOORGAANDE LESSEN HEBBEN WE HET
OVER DE BEROEPSCODE EN BEROEPSHOUDING GEHAD.
WAT WEET JE HIER NOG OVER?

Slide 2 - Carte mentale

lesdoelen:

NA DEZE LES.......





Slide 3 - Diapositive

kijkvraag:


Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Waar denken jullie aan bij contact maken?

Slide 6 - Question ouverte

Het lezen van een informatiebrochure
Intakegesprek met een patient 
Chat in een groepsapp
Eenzijdige communicatie 
Tweezijdige communicatie 
Meerzijdige communicatie 

Slide 7 - Question de remorquage

Oefening tekenen

Slide 8 - Diapositive

Wat is het verschil tussen verbale en non-verbale communicatie?

Slide 9 - Question ouverte

Hints

Slide 10 - Diapositive

Noem verschillende manieren van non-verbaal communiceren

Slide 11 - Question ouverte

In de communicatie heb je in de basis 3 kernbegrippen: zender - boodschap - ontvanger.
Jeroen legt aan Marloes de nieuwe protocollen uit.
Wie/wat is hier de zender, ontvanger, boodschap?

Slide 12 - Question ouverte

Slide 13 - Diapositive

Welke vorm van communiceren kennen we?
A
Direct en indirect
B
Eenzijdig en meervoudig
C
Chatten en praten
D
Groepsgesprekken en persoonlijke gesprekken

Slide 14 - Quiz

Wat is communicatie?
A
Het gebruiken van taal
B
Het interpreteren van een boodschap
C
Het overbrengen van informatie van de een naar de ander
D
Het begrijpen van een boodschap

Slide 15 - Quiz

Noem drie voorbeelden van non-verbale communicatie
A
Lachen, praten en knikken
B
Lachen, boos kijken en lesboek
C
Lachen, boos kijken en oogcontact

Slide 16 - Quiz

Verbale communicatie is het communiceren zonder woorden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Noem drie voorbeelden van verbale communicatie
A
Praten, fluisteren en schreeuwen
B
Praten, logboek en e-mail
C
Boos kijken, praten en logboek

Slide 18 - Quiz

De arts hoort niet wat jij vraagt, omdat je vlak bij een piepende monitor staat. Er is sprake van...
A
Een communicatieprobleem
B
Communicatieruis
C
Een communicatiestoornis

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Vidéo

Slide 21 - Vidéo

Soorten vragen
Wat voor soorten vragen ken je?

Slide 22 - Question ouverte

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Had je dat niet wat subtieler aan kunnen pakken? is een
A
Suggestieve vraag
B
tegenvraag
C
Verduidelijkingsvraag
D
Confronterende vraag

Slide 30 - Quiz

Waarom vraag je dat? is een
A
Tegenvraag
B
Verduidelijkingsvraag

Slide 31 - Quiz

In de communicatie wordt vaak gesproken over OMA thuislaten. Waar staat deze afkorting voor?
A
oorzaken, manieren en adviezen
B
opnames, moetjes en aanvullingen
C
oplossingen, maatregelen en aanwijzingen
D
oordelen, meningen en aannames of ongevraagde adviezen

Slide 32 - Quiz

Een regel in de communicatie is dat je ANNA meeneemt in een goed gesprek. Waar staat de afkorting ANNA voor?
A
Altijd Noemen, Nooit Aanwijzen
B
Altijd Navragen, Niet zomaar Aannemen
C
Altijd Nemen, Niet Afgeven
D
Altijd Nagaan, Niet Afgaan

Slide 33 - Quiz