Grammatica 10 mei

• Spelling
• Basisschool
• Groep 6

Grammatica

- vergrotende en overtreffende trap

- telwoorden

- hulpwerkwoorden 

Trappen van vergelijking

Voorbeeld: groot - groter - grootst

grond trap = groot

vergrotende trap = groter

overtreffende trap = grootst

Maak de trap van vergelijking:
slecht - ..... - ......

Maak de trap van vergelijking:
mooi - ..... - ......

Maak de trap van vergelijking:
nieuw - ..... - ......

Maak de trap van vergelijking:
blond - ..... - ......

Maak de trap van vergelijking:
donker - ..... - ......

Telwoorden

Het telwoord geeft een hoeveelheid aan

Dat is één kilo suiker.

Een insect heeft zes poten.

Wat is het telwoord:
Ik tel zeven kralen op het rekenrekje.

Wat is het telwoord:
Er zijn drie muizen ontsnapt.

Wat is het telwoord:
Ik heb maar twee snoepjes gepakt.

Wat is het telwoord:
Dat kost duizend euro.

Wat is het telwoord:
Ik ben op de vijfde plaats geëindigd.

Hulpwerkwoord

Staat samen met een ander werkwoord in de zin. 

Geeft het andere werkwoord een beetje 'hulp'.

Wout heeft zijn boek gelezen.

Wat is het hulpwerkwoord?
Het boek wordt door Wout gelezen.

Wat is het hulpwerkwoord?
Ik ben om 10 uur vertrokken.

Wat is het hulpwerkwoord?
Ik had niet geleerd.

Wat is het hulpwerkwoord?
Mijn broertje was gevallen.

Wat is het hulpwerkwoord?
De jongens hebben gevoetbald.