Spreekwoorden en uitdrukkingen, M2C 21-5

Deze les
Spreekwoorden en uitdrukkingen
Filmpje en uitleg
Spreekwoordenspel
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Deze les
Spreekwoorden en uitdrukkingen
Filmpje en uitleg
Spreekwoordenspel

Slide 1 - Diapositive

Filmpje
Uitdrukkingen en spreekwoorden worden vaak door elkaar gebruikt.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Uitleg
  • Figuurlijk taalgebruik: lastig voor anderstaligen en jongere mensen
  • Geschiedenis komt er vaak in terug
  • Vaak ook dieren en lichaamsdelen

Slide 4 - Diapositive

Geschiedenis
Iets onder de knie krijgen: 
--> overwinnaar hield met knie tegenstander onder controle.

Alle gekheid op een stokje:
--> de gekstok van de nar.  

Daar kraait geen haan naar:
--> uit de bijbel: “Voorwaar, Ik zeg u, dat gij in dezen zelfden nacht, eer de haan gekraaid zal hebben, Mij driemaal zult verloochenen.” Mattheüs 26:34


Slide 5 - Diapositive

Dieren en lichaamsdelen
- de kat uit de boom kijken.
- de aap komt uit de mouw.
- iemand een beentje lichten.
- daar draai ik m'n arm niet voor om.
- hij loopt op zijn wenkbrauwen.
- een uiltje knappen.

Slide 6 - Diapositive

Uitleg
Spreekwoorden
Kan je niet veranderen: je gebruikt altijd dezelfde woorden in dezelfde volgorde.
Meestal is het een algemene wijsheid. Bijv.: 'Oost west, thuis best.'

Uitdrukkingen
Een vaste combinatie van woorden met een figuurlijke betekenis.
Bijv.: 'Hij heeft een oogje op haar.'

Slide 7 - Diapositive

Check



'Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.'

Spreekwoord of uitdrukking?

Spreekwoord
Uitdrukking
Altijd dezelfde woorden en volgorde, algemene wijsheid
Vaste combinatie van woorden, maar de hele zin is veranderbaar

Slide 8 - Diapositive

Het spreekwoordenspel
  • Foto, begin van een zin of een rebus
  • Tweetallen 
  • Nadenken, overleggen en invullen in de LessonUp
  • Per groepje 1 antwoord
  • Per vraag 1 minuut: oplossing én betekenis
  • 1 punt voor de oplossing, 2 punten voor de betekenis
  • Klaar? Even wachten op de rest
  • We bespreken elke vraag

Slide 9 - Diapositive


timer
1:00

Slide 10 - Question ouverte

Goede antwoord
Oplossing: hij heeft te diep in het glaasje gekeken.
Betekenis: hij heeft te veel (alcohol) gedronken.

Slide 11 - Diapositive


timer
1:00

Slide 12 - Question ouverte

Goede antwoord
Oplossing: de kat uit de boom kijken
Betekenis: 'afwachten'. Dus: niet meteen reageren, maar eerst goed kijken wat er aan de hand is.

Slide 13 - Diapositive

Oog om oog, ...
timer
1:00

Slide 14 - Question ouverte

Goede antwoord
Oplossing: 'Oog om oog, tand om tand.'
Betekenis: wraak nemen voor wat jou is aangedaan

Slide 15 - Diapositive


timer
1:00

Slide 16 - Question ouverte

Goede antwoord
Oplossing: iemand blij maken met een dode mus.
Betekenis: iemand blij maken met iets dat niet zal gebeuren.

Slide 17 - Diapositive


timer
1:00

Slide 18 - Question ouverte

Goede antwoord
Oplossing: geen vlieg kwaad doen
Betekenis: alleen maar goede bedoelingen hebben, een goed mens zijn

Slide 19 - Diapositive

Twee handen ...
timer
1:00

Slide 20 - Question ouverte

Goede antwoord
Oplossing: twee handen op één buik
Betekenis: twee mensen die het altijd met elkaar eens zijn, heel goed met elkaar kunnen opschieten en elkaar altijd steunen

Slide 21 - Diapositive


timer
1:00

Slide 22 - Question ouverte

Goede antwoord
Oplossing: daar komt de aap uit de mouw
Betekenis: het wordt duidelijk hoe iets echt zit, hoe iemand echt is of wat iemands bedoeling is

Slide 23 - Diapositive


timer
1:00

Slide 24 - Question ouverte

Goede antwoord
Oplossing: in het geld zwemmen
Betekenis: heel veel geld hebben, erg rijk zijn

Slide 25 - Diapositive


timer
1:00

Slide 26 - Question ouverte

Goede antwoord
Oplossing: de appel valt niet ver van de boom
Betekenis: kinderen lijken vaak op hun ouders

Slide 27 - Diapositive

Schrijf voor jezelf op
  1. Wat vond je van deze les? En waarom?
  2. Wat heb je van deze les geleerd?

Slide 28 - Diapositive