Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Check ✅
Welke 3 soorten inkomens zijn er?
Welke 3 soorten uitgaven zijn er?
Wat kunnen redenen zijn voor het krijgen van een uitkering?
Geef twee voorbeelden van incidentele uitgaven.
- Loon / salaris
- Winst
- Uitkering
Koelkast
Wasmachine
Auto
- Vaste lasten
- Huishoudelijke uitgaven
- Incidentele uitgaven
- Je hebt kinderen (kindertoeslag)
- Je verdient te weinig (bijstands uitkering)
- Je bent werkloos geraakt ( ww uitkering)
Slide 2 - Diapositive
Hoofdstuk 1.4 vervolg
Kom je uit met je geld?
Slide 3 - Diapositive
Leerdoelen
Aan het einde van de les kan je vertellen welke uitgaven er zijn
Aan het einde van de les weet je wat reserveren is en hoe je dit berekent
Aan het einde van de les kan je van maand naar week berekenen en andersom
Slide 4 - Diapositive
3 soorten uitgaven
Vaste lasten
Huishoudelijke uitgaven
Incidentele uitgaven
Slide 5 - Diapositive
Vaste lasten
Uitgaven die je met een vast regelmaat moet betalen
Bijvoorbeeld:
Huur
Contributie
Abonnement
Verzekering
Slide 6 - Diapositive
Huishoudelijke uitgaven
Dagelijkse uitgaven
Uitgaven voor bijvoorbeeld: Boodschappen, huishouden, persoonlijke verzorging, cadeautjes enz.
Slide 7 - Diapositive
Incidentele uitgaven
Meestal grote uitgaven die je af en toe doet
Bijvoorbeeld:
Aankoop van
Auto
Wasmachine
Vakantie
Slide 8 - Diapositive
Reseveren
Geld opzij leggen zodat je later een bepaalde grote uitgaven kunt betalen
!!Niet hetzelfde als sparen!!
Sparen doe je voor de extra's
Reserveren is doelgericht, geld opzij leggen
Slide 9 - Diapositive
Formule Reservering
Reservering per maand = Benodigd bedrag : aantal maanden
Voorbeeldopgave:
Volgend jaar wil je een tablet kopen voor school. Dat kost €455. Over 7 maanden moet je het betalen. Bereken hoeveel je vanaf nu per maand moet reserveren?
€455 : 7 = €65 reserveren per maand vanaf nu
Slide 10 - Diapositive
Standaard informatie
1 jaar
=
12 maanden
=
52 weken
*Kwartaal bestaat uit 3 maanden
*Een maand bestaat niet altijd uit 4 weken
Slide 11 - Diapositive
Omrekenen van weeknaarmaand
Weekbedrag x 52 = jaarbedrag
Jaarbedrag : 12 = maandbedrag
Of
Weekbedrag x 52 : 12 =
Slide 12 - Diapositive
Voorbeeld opgave
Je krijgt €7,50 per week aan zakgeld.
Hoeveel is dat per maand?
€7,50 x 52 : 12 = €32,50
Slide 13 - Diapositive
Omrekenen van maandnaarweek
Maandbedrag x 12 = jaarbedrag
jaarbedrag : 52 = weekbedrag
Of
maandbedrag x 12 : 52 =
Slide 14 - Diapositive
Voorbeeld opgave
Je abonnement kost €32,50 per maand
Hoeveel is dat per week?
€32,50 x 12 : 52 = €7,50 per week
Slide 15 - Diapositive
Samengevat
Maandbedrag= weekbedrag x 52 : 12
&
Weekbedrag= maandbedrag x 12 : 52
Slide 16 - Diapositive
Wat moet je leren?
Hoofdstuk 1
Alle begrippen (check blz. 27)
Alle reken formules (check blz. 34 & 35)
*Zorg ervoor dat je alle opdrachten hebt gemaakt + alle herhalingsopdrachten.
*Antwoorden staan in ELO
Toets
- Pen (geen potlood)
- Rekenmachine
- Altijd berekeningen opschrijven, anders geen punten.