Rekenen met rente H1.5 K
1 / 11
La durée de la leçon est: 10 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 2 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 3 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 4 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Hoeveel rente betaalt de bank na een maand aan de volgende spaarder?
Emma heeft € 3.000 spaargeld. Zij krijgt 4% rente.
Emma heeft € 3.000 spaargeld. Zij krijgt 4% rente.
A
30
B
12
C
120
D
3
Slide 5 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
De aankoopprijs is € 600.
Ik spaar er 12 maanden voor.
Hoeveel spaar ik per maand?
Ik spaar er 12 maanden voor.
Hoeveel spaar ik per maand?
A
60
B
50
C
40
D
70
Slide 6 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Emma heeft € 3.500 spaargeld. Zij krijgt 3% rente per jaar.
Hoeveel rente betaalt de bank na een maand ?
Hoeveel rente betaalt de bank na een maand ?
A
105
B
87,5
C
10,5
D
8,75
Slide 7 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Frieda heeft €6500 spaargeld. Zij krijgt 1,5% rente. Hoeveel € ontvangt Frieda aan rente?
Slide 8 - Question ouverte
6500 / 100 = 65 x 1,5 = 97,5
Laura heeft €15.000 geërfd. Zij zet dit op een spaarrekening en krijgt 1,9% rente. Hoeveel € krijgt ze?
Slide 9 - Question ouverte
15000 / 100 = 150 x 1,9 = 285
De aankoopprijs van een nieuwe tomos is €2000 . Ik krijg de helft van mijn ouders;
Ik spaar elke maand € 25.
Hoe lang moet ik sparen? Geef het antwoord in maanden
Ik spaar elke maand € 25.
Hoe lang moet ik sparen? Geef het antwoord in maanden
Slide 10 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Robin krijgt 2,5% rente over zijn spaargeld (1200); hoeveel rente krijgt hij per maand? Geef het antwoord inclusief berekening
Slide 11 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
