grammar revision (herhaling)

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Present Perfect & Past Simple

Present Perfect - Past Simple

Past Simple vs. Present Perfect
I ............in London when I was a child

1. lived
2. have lived

Past Simple:

Wat is de regel van de past simple?

1. hele ww+ - ed
2. shit = hele ww+-s
3. vorm van to be + hele ww+ -ing
4. have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Present perfect:

Wat is de regel van de present perfect?

1. hele werkwoord + -ed. (worked)
2. shit rule= hele ww+ -s
3. vorm van to be (am/are/is) + hele werkwoord + -ing
4. have/has + voltooid deelwoord (helped, found)

Past Simple vs Present Perfect

I __________ to Croatia.

1. have never been
2. never went

Past Simple vs. Present Perfect

I .......... (play) football since I was 10 years old.

1. played
2. have played

Past simple vs Present Perfect

She ..... (to see) that movie like 6 times. I ..... (not - to like) it at all though.

1. saw, didn't like
2. has seen, haven't liked
3. has seen, didn't like
4. saw, haven't liked

Past Simple vs. Present Perfect

I .......... (work) at an office since I was 25 years old.

1. worked
2. have worked

Voegwoorden

Wat zijn voegwoorden

Functie van voegwoorden is...

1. twee woorden aan elkaar 'plakken'
2. twee zinnen aan elkaar 'plakken'
3. 2 paragrafen aan elkaar 'plakken'
4. 2 alinea's aan elkaar 'plakken;

Kies het juiste voegwoord in de zin.

It is cloudy ..... humid today.

1. because
2. so
3. but
4. and

Kies het juiste voegwoord in de zin.

It is rainy ..... windy today.

1. because
2. so
3. but
4. and

Kies het juiste voegwoord:

She really likes spaghetti ..... cake

1. and
2. but
3. or

Kies het juiste voegwoord:
Are you single ...... in a relationship?

1. because
2. but
3. or
4. so

Plural

Plural betekent meervoud.

In deze les leer je hoe je het meervoud in het Engels gebruikt.

Uitleg

Bij meervoud gaat het om zelfstandige naamwoorden.

Hoe zet je deze zelfstandige naamwoorden in het meervoud.

Algemene regel:

zet een -s achter het woord.

Let op: NOOIT  's. 

Maar er zijn uitzonderingen. 

Meervoud

1. de meeste woorden: + -s	dog - dog s radio - radio s
2. woorden die eindigen op een sis-klank: + -es	box - box es match - match es
3. woorden die eindigen met een medeklinker + -o: + -es	potato - potato es tomato - tomato es
4. woorden die eindigen met een medeklinker + -y: -> -ies	city - cit ies hobby -hobb ies
5. woorden die eindigen op een -f of -fe -> -ves	wolf - wol ves knife - kni ves

one / ones

Je gebruikt one bij woorden in het enkelvoud/meervoud.

Je gebruikt ones bij woorden in het enkelvoud / meervoud.

Meervoud van: scarf

1. scarfs
2. scarfes
3. scarves
4. scarvs

Meervoud van: apple

1. apples
2. applen
3. applees
4. apple's

Wat is het meervoud van sheep

1. Sheep's
2. Sheeps
3. Sheep
4. A, B en C zijn goed

meervoud:
foot

1. foots
2. feet

Meervoud van:
pizza

1. pizza's
2. pizzas
3. pizza'z
4. pizzaz

Wat is het meervoud van girl?

1. Girl's
2. Girl
3. Girls
4. A,B,C zijn goed

Wat is het meervoud van man?

1. Mans
2. Man's
3. Man
4. Men

Vraagwoorden

In een vraagzin zet je altijd het vraagwoord voor aan de zin en eindig je met een vraagteken.

Dit zijn de Nederlandse vraagwoorden:

wie - wat - waar - wanneer - waarom - welke - hoe

Ik wil iets weten over een keuze.
Welk vraagwoord gebruik ik?

1. What
2. Which
3. Who
4. Why

Welk vraagwoord gebruik je bij 'wie?'

1. when
2. who
3. where
4. how

Kies het juiste vraagwoord bij de zin !

. . . . . . . . is this ?

1. Which
2. Who
3. What
4. Where

Aanwijzende voornaamwoorden

Aanwijzende voornaamwoorden

aanwijzende voornaamwoorden

Look, I bought ________ shoes today.

1. this
2. that
3. these
4. those

Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden in het
MEERVOUD ?

1. This / That
2. These / Those

welk aanwijzend voornaamwoord is juist:
Who are ..............girls over there?

1. this
2. these
3. that
4. those

Mmm! ..... ice cream tastes delicious!
Kies het juiste aanwijzende vnw:

1. this
2. that
3. these
4. those

Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden in het ENKELVOUD ?

1. This / That
2. These / Those