LJ2 Modals + possessives

Modal verbs
hulpwerkwoorden -> 
voegen een betekenis toe aan een ander werkwoord. 



1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Modal verbs
hulpwerkwoorden -> 
voegen een betekenis toe aan een ander werkwoord. 



Slide 1 - Diapositive

welke hulpwerkwoorden (in het Engels) ken je?

Slide 2 - Carte mentale

I help you
I can help you
I could help you
I should help you
I must help you
I will help you
May I help you?
I might help you
Shall I help you?


Ik help je
Ik kan je helpen
Ik zou je kunnen helpen
Ik zou je moeten helpen
Ik moet je helpen
Ik ga je helpen
Mag ik je helpen?
Ik ga je misschien helpen.
Zal ik je helpen?

Slide 3 - Diapositive

Compare:

You should eat fruit every day


You will eat fruit every day

You must eat fruit every day
Vergelijk:

Je zou elke dag fruit moeten eten

Je gaat elke dag fruit eten

Je moet elke dag fruit eten.

Slide 4 - Diapositive

You ......... put on a sweater, it's cold!
A
should
B
might

Slide 5 - Quiz

...... you hand me that bag, please?
A
May
B
Could

Slide 6 - Quiz

I ....... go with you, I'm not sure yet
A
might
B
could

Slide 7 - Quiz

Good morning, Sir, ....... you like some tea?
A
will
B
would

Slide 8 - Quiz

You ....... never eat plastic
A
will
B
should

Slide 9 - Quiz

Don't walk on the grass. You ..... use the path
A
can
B
must

Slide 10 - Quiz

If you can't see well, you ..... wear glasses
A
could
B
should

Slide 11 - Quiz

Athletes ......... train every day to stay fit
A
ought to
B
can

Slide 12 - Quiz

...... we go to the cinema tonight?
A
Shall
B
Would

Slide 13 - Quiz

I ...... love to come with you!
A
can
B
would

Slide 14 - Quiz

Possessives
bezitsvormen

Slide 15 - Diapositive

meervoud is altijd +s of +es

bezitsvorm: 

's
'
of

my mother's job
David's phone

Lucas' sister
your parents' car

United States of America
The screen of my phone

Slide 16 - Diapositive

De auto van mijn moeder
A
my mother's car
B
my mothers car

Slide 17 - Quiz

De vacht van de kat
A
the cat's fur
B
the fur of the cat

Slide 18 - Quiz

De tuin van het paleis
A
the Palace's garden
B
The garden of the palace

Slide 19 - Quiz

De vraag van de dag
A
The day's question
B
The question of the day

Slide 20 - Quiz

Vertaal:
De vogel van Guus

Slide 21 - Question ouverte

Vertaal:
De honden van mijn zussen

Slide 22 - Question ouverte

Vertaal:
De docent van de klas

Slide 23 - Question ouverte