7. GR2 iets korter. Doler gramatica ¿Qué te pasa?

                          telefoon 
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon

                          telefoon 

Slide 1 - Diapositive

¡Bienvenidos chicos y chicas!

Slide 2 - Diapositive

bereid je voor:
1. el chicle, la gorra, los auriculares, la mesa y la silla
2. heb je schrift (libreta) klaar
3. heb je laptop klaar, neem een laptop van receptie als je een laptop nodig hebt.
4. OBSERVATIE: herhaald afwijzende gedrag = AN Magister
aan het einde van deze les gaan wij feedback geven

Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen
1. grammatica "doler" 
2. Manieren om pijn te beschrijven
3. toets / project

Slide 4 - Diapositive

DOLER
1. the basics
2. doler: me - te - le, aan wie doet het pijn?
3. quiz
4. luisteren 
5. Tot slot: Kahoot 
6. EXIT TICKET: ¿qué te duele?

Slide 5 - Diapositive

necesitas
escribe

Slide 6 - Diapositive

de pijn = el dolor
ik heb pijn = me duele
enkelvoud
meervoud
NL
me duele
me duelen
me
te duele
te duelen
je
le duele
le duelen
hem/haar/het
nos duele
nos duelen
ons
os duele
os duelen
jullie
les duele
les duelen
ze

Slide 7 - Diapositive

DOLER
1. doler+namen: enkelvoud vs meervoud
2. doler: me - te - le, aan wie doet het pijn?
3. quiz
4. luisteren 
5. Tot slot: Kahoot 
6. EXIT TICKET: ¿qué te duele?

Slide 8 - Diapositive

de pijn = el dolor
ik heb pijn = me duele
enkelvoud
meervoud
NL
me duele
me duelen
te duele
te duelen
le duele
le duelen
nos duele
nos duelen
os duele
os duelen
les duele
les duelen

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Lien

DOLER
1. doler+namen: enkelvoud vs meervoud
2. doler: me - te - le, aan wie doet het pijn?
3. quiz
4. luisteren 
5. Tot slot: Kahoot 
6. EXIT TICKET: ¿qué te duele?

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

¿Qué le duele?

Slide 13 - Diapositive

A Pepe ____ duele el corazón
A
me
B
te
C
le
D
se

Slide 14 - Quiz

Tengo dolor de muelas. ____ _________
A
me duele
B
te duele
C
le duelen
D
me duelen

Slide 15 - Quiz

Ik vraag je ¿por qué _____ duele la cabeza?
A
me
B
te
C
le
D
se

Slide 16 - Quiz

een andere manier om "me duele la garganta te zeggen"
A
tengo dolor de cabeza
B
tiene dolor de pies
C
tengo dolor de garganta
D
tengo garganta dolor

Slide 17 - Quiz

¿Qué le duele?

A
Le duele la cabeza
B
Le duele la espalda
C
Le duele la rodilla
D
Le duele la garganta

Slide 18 - Quiz

¿Qué le duele?
A
Le duele la boca
B
Le duele la garganta
C
Le duele la cabeza
D
Le duelen la garganta

Slide 19 - Quiz

¿qué te duele? (beantwoord in het Spaans)

Hoe zeg je niks doet me pijn? extra voor het raden!

Slide 20 - Question ouverte

DOLER
1. doler+namen: enkelvoud vs meervoud
2. doler: me - te - le, aan wie doet het pijn?
3. quiz
4. luisteren 
5. Tot slot: Kahoot 
6. EXIT TICKET: ¿qué te duele?

Slide 21 - Diapositive

objetivo: poder hablar sobre tu salud. (usar el verbo doler)
Al final de la clase puedes decir una frase con el verbo doler.
Aan het einde van de les kan je een zinnetje in het Spaans zeggen met het werkwoord DOLER.
Usar el verbo doler, por ej. Me duele la cabeza
Leer y escuchar un texto y responder en español p.77
Leer y escuchar diálogo p.77 ejercicio 2.
Hacer un diálogo p.77 de a dos.

Slide 22 - Diapositive

Mira el video y escucha la canción
Escribe las formas del verbo doler que canta Enrique Iglesias.
Schrijf alle vormen van het werkwoord DOLER die je hoort.

Slide 23 - Diapositive

VERBO DOLER

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Vul de zin aan met het werkwoord doler 
...los pies

Slide 26 - Carte mentale

vul het zinnetje met het werkwoord doler aan 
Si... el corazón

Slide 27 - Carte mentale

Slide 28 - Vidéo

¿Qué le duele?

Slide 29 - Diapositive

¿Qué le duele?

A
Le duele la cabeza
B
Le duele la espalda
C
Le duele la rodilla
D
Le duele la garganta

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Diapositive

¿Qué le duele?
A
Le duele la boca
B
Le duele la garganta
C
Le duele la cabeza
D
Le duelen la garganta

Slide 32 - Quiz

DOLER
1. doler+namen: enkelvoud vs meervoud
2. doler: me - te - le, aan wie doet het pijn?
3. quiz
4. toets/project 
5. Tot slot: Kahoot 
6. EXIT TICKET: ¿qué te duele?

Slide 33 - Diapositive

project mondeling - Salud: gezondheid

Eeen bezoek naar de arts:
 - dialoog

TOETS:
- vocabulaire cuerpo
- beschrijven

Slide 34 - Diapositive

DOLER
1. doler+namen: enkelvoud vs meervoud
2. doler: me - te - le, aan wie doet het pijn?
3. quiz
4. toets/project 
5. Tot slot: Kahoot 
6. EXIT TICKET: ¿qué te duele?

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Lien

¿qué te duele?

Slide 37 - Diapositive

Wat wil je liever doen?
Aan een dialoog werken
een Extr@ episode kijken

Slide 38 - Sondage

Slide 39 - Diapositive

EXTRA

Slide 40 - Diapositive

Herinner je je nog de vervoeging van het werkwoord Gustar? 
Doler vervoeg je net zo als GUSTAR
 Me gusta/
te gusta/
le gusta /
nos gusta (n)
os gusta(n)
les gusta (n)

Alleen bij  doler  wordt de o /  ue 
Hier kan je met andere werkwoorden als Gustar oefenen


https://www.spanishunicorn.com/los-verbos-del-tipo-gustar/

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Vidéo

Persoonlijk vornaamwoord als meewerkend voorwerp
onderwerp                                                                            meewerkend voorwerp
yo(ik)                                                                                                me (mij)
tú (jij)                                                                                                te  (jou)
él/ella/usted  (hij,zij, u)                                                             le/"se"  (hem,haar, u)
nosotros/nosotras (wij)                                                           nos    (ons)
vosotros/vosotras  (jullie)                                                       os      (jullie)
ellos/ellas/ustedes    (zij, u (m.v.)                                          les/"se " (hun, u (mv)
                                                     "Me ha dado un regalo"( a mí)

Slide 44 - Diapositive