UITSCHEIDING

UITSCHEIDING
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
anatomie en fysiologieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 91 min

Éléments de cette leçon

UITSCHEIDING

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een andere benaming voor stofwisseling?
A
anabolisme
B
gammabolisme
C
metabolisme
D
peribolisme

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke stelsels in ons lichaam zorgen samen voor de stofwisseling?

Slide 3 - Question ouverte

Spijsverteringsstelsel (breekt voeding in kleine stukjes zodat deze in het bloed terecht komen en dan via de cellen het lichaam voorzien van bouwstoffen en energie)
Bloedvatenstelsel (vervoer vd voedingsstoffen en zuurstof (O2) naar de cellen en afvoer van afbraakproducten)
Ademhalingsstelsel (opname O2 door inademen en afvoer van koolzuur (CO2) en ongebruikte O2 door uitademing. Cellen gebruiken O2 voor de stofwisseling
Uitscheidingsstelsel alle organen die voor uitscheiding zorgen, transporteren afvalstoffen naar buiten)
Stofwisseling
Om de stofwisseling mogelijk te maken, werken vier stelsels in het lichaam nauw met elkaar samen. Zij zorgen voor de aanvoer van de noodzakelijke bouwstoffen, brandstof en zuurstof, en voor de afvoer van de afvalproducten.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de uitscheidingsorganen?
A
endeldarm, nieren, huid, hart
B
nieren, milt ,longen en hart
C
huid, endeldarm, longen en nieren
D
nieren, hart, endeldarm en longen

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitscheidingsorganen
De uitscheidingsorganen verwijderen schadelijke en overbodige stoffen uit het lichaam.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke darm behoort tot het uitscheidingsstelsel?
A
nuchtere darm
B
Endeldarm
C
dunne darm
D
blindedarm

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Urinewegstelsel

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De nieren
We hebben 2 nieren
Ze hebben de vorm van een boon
Zijn ongeveer 12 cm lang, 7 cm breed en 3 cm dik
Een nier weegt ongeveer 150 gram
Ze liggen  achterin de buikholte laan weerszijde van de wervelkolom 

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat wordt door de nieren gezuiverd?
A
Bloed
B
Lymfe
C
Urine
D
Water

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Nierschors
Niermerg
Nierbekken
Nierader
Nierslagader

Slide 13 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe heet de holte waarin de urine zich verzamelt binnen de nier?
A
blaas
B
nierbekken
C
nierschors
D
niermerg

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Vidéo

Bekijk dit filmpje goed, vergeet de moeilijke namen maar probeer te begrijpen hoe de nier nou precies werkt

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de 2 belangrijkste functies van de nieren?

Slide 17 - Question ouverte

1. Filteren van schadelijke stoffen
2. Afvoeren van overtollig water , zout en schadelijke stoffen
Waarom ligt de linker nier iets hoger dan de rechter nier?

Slide 18 - Question ouverte

De linkernier ligt iets hoger dan de rechternier, omdat boven de rechternier een deel van de lever zit. 
Waar bestaat urine uit?

Slide 19 - Question ouverte

90 tot 95 % water;
afbraakproducten van eiwitten (ureum en urinezuur);
zouten;
urinekleurstof;
vitaminen, bijvoorbeeld een teveel aan vitamine C;
hormonen.
Hoeveel liter vocht verlaat per dag het lichaam
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 20 - Quiz

1,5 liter urine
0,5 liter waterdamp door uitademing
1 liter transpiratie
Wat is de Latijnse benaming voor urineleider?
A
calix
B
ureter
C
urethra
D
plasbuis

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet op volgorde
nierbekken
urineleider
blaas
nieren
1
2
3
4

Slide 22 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Plaats van urineleiders in blaas

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe komt het dat de urine niet vanuit de blaas terug de urineleider in kan?

Slide 24 - Question ouverte

Er zit een ventiel aan het eind van de urineleiders die dicht gedrukt wordt wanneer de blaas zich vult
Hoelang zijn de urineleiders gemiddeld?
A
20 cm
B
25 cm
C
30 cm
D
35 cm

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

BLAAS
Opgebouwd uit:

  •  Binnenste laag slijmvlies (epitheelweefsel)
  • Buitenste laag glad spierweefsel 

  • De blaas kan 1 tot 1,5 liter urine bevatten


Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

SLUITSPIEREN VAN DE BLAAS
  • Binnenste sluitspier is glad (onwillekeurig) spierweefsel

  • Buitenste sluitspier is dwarsgestreept (willekeurig) spierweefsel

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar ligt de blaas?
A
voor het schaambeen
B
achter het schaambeen
C
achter de darm
D
achter de baarmoeder

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De functie van de blaas is ...
A
Filteren van urine
B
Urine vormen
C
Tijdelijk opslaan van urine
D
Voert urine af

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe heet het achterblijven van urine in de blaas nadat je net geürineerd hebt
A
urine-incontinentie
B
urge-incontinentie
C
urine-retentie
D
overloopblaas

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je hebt geen of onvoldoende controle over je blaas spieren.
Waar heb je dan last van?
A
spasmen
B
incontinentie
C
aandrang
D
overloop blaas

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 32 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het reservoir van de nieren?
A
Het kapsel van bowman
B
Het nierbekken
C
Het niermerg

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de functie van de Lis van Henle?
A
Afvalstoffen uit de urine filteren
B
Osmotische druk handhaven
C
Water resorberen

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel urineleiders hebben de nieren?
A
1
B
2
C
3

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar ligt het kapsel van Bowman?
A
In de nierschors
B
In het nierbekken
C
in het niermerg

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions