TT werden

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Werkwoorden - werden 

De basisuitgangen

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

-e

-st

-t

-en

-t

-en

feesttenten

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

-e

-st

-t

-en

-t

-en

werden (worden, zullen)

regel: stam + uitgang

werden

stam: -en eraf

-> werd

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

e

st

t

en

t

en

werden -> uitzondering

werd

werd

werd

werd

werd

werd

wirst

wird

du en er zijn onregelmatig. De rest van het werkwoord is regelmatig!

Let op de exta 'e'.

e

e

e

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

e

en

t

en

werden -> uitzondering

werd

wirst

wird

werd

werd

werd

e

En nu jij!

Je krijgt 10 vragen:

• 5x multiple choice
• 5x open

Kan jij werden al correct vervoegen?

werden (ich)

1/10

1. werde
2. wirde
3. werd
4. wird

werden (ihr)

2/10

1. wirdet
2. werd
3. werdet
4. werdt

werden (du)

3/10

1. werdest
2. wirst
3. wirdst
4. wirdest

werden (Thomas)

4/10

1. werdet
2. wirst
3. werdest
4. wird

werden (wir)

5/10

1. wirden
2. werden
3. werdet
4. wirsten

werden (du)

6/10

werden (ich)

7/10

werden (Maria)

8/10

werden (ihr)

9/10

werden (Sie)

10/10

werden -> betekenis (1)

worden

• Morgen werde ich 16.
• Ich will später Lehrerin werden.
• Mein nächstes Fahrrad wird blau.
• Ich werde verrückt!

werden -> betekenis (2)

zullen, gaan ..., van plan zijn

• Das werde ich nicht machen. 
• Wir werden dich morgen besuchen. 
• Thomas wird seine Hausaufgaben machen. 
• Werdet ihr das Buch noch lesen?

• Morgen ga ik je bellen. (van plan zijn -> werden)
• Morgen ga ik naar oma. (naartoe -> gehen)
• Gaan we nog afspreken? (zullen -> werden)
• Gaan we nog? (naartoe -> gehen)

gaan: werden of gehen?

werden: zullen, gaan ..., van plan zijn

gehen: ergens naartoe

En nu jij!

Je krijgt 6 multiple choice vragen.

Weet jij al wanneer je werden of gehen moet gebruiken?

Ali will später Lehrer ...

1/6

1. werden
2. gehen

Wir ... morgen Fußball spielen.

2/6

1. werden
2. gehen

Das ... ich echt nicht
machen!

3/6

1. werden
2. gehen

Gute Nacht, ich ...
ins Bett!

4/6

1. werden
2. gehen

Tschüs! Wir ... nach
Hause!

5/6

1. werden
2. gehen

Karim ... gleich alles
aufräumen.

6/6

1. werden
2. gehen

Samenvatting

uitzondering:  werden

werden:                                          

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

werde

wirst

wird

werden

werdet

werden

werden heeft 2 betekenissen:

1. worden
2. zullen/van plan zijn/gaan ...

Vertalen van gaan:

• werden = van plan zijn, zullen
• gehen = ergens naartoe