T3a woordsoorten lidwoord, zelfstandig naamwoord en werkwoord

Taalkundig benoemen
- Lidwoord
- Zelfstandig naamwoord
- Werkwoord

Vanaf bladzijde 19
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Taalkundig benoemen
- Lidwoord
- Zelfstandig naamwoord
- Werkwoord

Vanaf bladzijde 19

Slide 1 - Diapositive

Taalkundig benoemen
- Elk woord in de zin heeft een woordsoort
- Soms liggen woordsoorten vast
- Soms hangt het van de zin af
- Bij het benoemen is geen vaste volgorde nodig

Slide 2 - Diapositive

Woordsoorten:
- Werkwoorden
- Zelfstandige naamwoorden
- (Stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden
- Voornaamwoorden
- Bijwoorden
- Lidwoorden
- Telwoorden
-  voegwoorden
- Voorzetsels 

Slide 3 - Diapositive

Lidwoord (LW)
- De, het en een

Lidwoord vinden:
- Lidwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord
- Soms staat er een andere woordsoort tussen
'De hond rent.'
'De grote hond rent.'

Slide 4 - Diapositive

Uitzonderingen
- Een of één
'Ik wil één kopje koffie.'
- Het hoort niet altijd bij een zelfstandig naamwoord
'Gister is het goed gegaan.'

Slide 5 - Diapositive

Zelfstandig naamwoord (ZN)
- Woord voor een mens, dier, plant, ding, toestand, handeling, instelling (houding), gevoel en eigennaam (namen en aardrijkskundige benamingen)

Slide 6 - Diapositive

Hoe vind je een zelfstandig naamwoord?
- Lidwoord ervoor
Het hert
- Van enkelvoud naar meervoud, van meervoud naar enkelvoud
Het hert  -> de herten
- Verkleinwoord
Het hertje

Slide 7 - Diapositive

Werkwoord (ww)
- Zegt wat iets of iemand doet


Slide 8 - Diapositive

Werkwoord 
 Heeft verschillende vormen:
- Infinitief (hele werkwoord):
Werken
- Persoonsvorm tegenwoordige tijd
: Werkt
- Persoonsvorm verleden tijd
: Werkte
- Voltooid deelwoord
: Gewerkt
- Onvoltooid deelwoord: Werkende
Onvoltooid deelwoord benoem je als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 9 - Diapositive

Werkwoord vinden
- Een werkwoord kun je vervoegen:
Je zet ik, jij, wij voor het werkwoord. Als dit klopt is het een werkwoord.

Slide 10 - Diapositive

Drie soorten werkwoorden
- Zelfstandig werkwoord (zww)
Belangrijkste werkwoord in de zin. 
Eén werkwoord in de zin? -> Zelfstandig werkwoord
Meerdere werkwoorden in de zin? -> haal van links naar rechts werkwoorden weg, het werkwoord dat overblijft is het zelfstandige werkwoord.

Slide 11 - Diapositive

Zelfstandig werkwoord
'De boer ging zijn kippen voeren.'
Werkwoorden: ging voeren

'Hij zou gisteravond gewerkt hebben.'
Werkwoorden: gewerkt hebben

Slide 12 - Diapositive

Drie soorten werkwoorden
- Hulpwerkwoord (hww)
Alleen in een zin met meerdere werkwoorden.
Twee of meer werkwoorden in de zin? -> Persoonsvorm is altijd een hulpwerkwoord.

Slide 13 - Diapositive

Drie soorten werkwoorden
Koppelwerkwoord

Slide 14 - Diapositive

Even checken!

Slide 15 - Diapositive

Hoe vind je een lidwoord?

Slide 16 - Carte mentale

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Slide 17 - Carte mentale

Hoe vind je een zelfstandig naamwoord?

Slide 18 - Carte mentale

Plaats hier een voorbeeld van een eigennaam.

Slide 19 - Carte mentale

Welke vormen heeft een werkwoord?

Slide 20 - Carte mentale

Hoe vind je een werkwoord?

Slide 21 - Question ouverte

Neem de theorie op bladzijde 19, 20 en 22 nog eens goed door.
Stel je vragen.

Huiswerk

Slide 22 - Diapositive