15.2 Gehoorzintuig

15.2 Gehoorzintuig
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

15.2 Gehoorzintuig

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Hoe komt het dat alleen jongeren hele hoge tonen horen?

Slide 3 - Diapositive

bewust en onbewust horen
  • Bewust, door je te concentreren 
  • Onbewust, doordat je thalamus (H13, Binas 88C) in de hersenen achtergrondruis niet laat doordringen tot je auditieve schors (H13)

Slide 4 - Diapositive

Het gehoorzintuig (BINAS 87D)

Slide 5 - Diapositive

De gehoorbeentjes zitten in
A
de gehoorgang
B
het middenoor
C
het binnenoor
D
de buis van eustachius

Slide 6 - Quiz

Deel gaat via schedelbeenderen 

Slide 7 - Diapositive

Dwarsdoorsnede slakkenhuis
Dwarsdoorsne van het gehele slakkenhuis (cochlea). 
1. Scala media; 
2. Scala vestibuli; 
3. Scala Tympani. De rode pijl is vanaf het ovale venster. De blauwe pijl wijst naar het ronde venster. 
4. Spiraalvormige ganglion; 
5. gehoorzenuw.

Slide 8 - Diapositive

Slakkenhuis
Eigen frequentie
basilair membraan.

10000 Hz (hoge toon):
dichtbij in het slakkenhuis
400 Hz (lage toon):
ver in het slakkenhuis


Slide 9 - Diapositive

Welke geluidsgolven komen aan het einde van het slakkenhuis?
A
zachte basmuziek
B
zacht stemgeluid
C
postoolschot
D
rookalarm

Slide 10 - Quiz

Dwarsdoorsnede slakkenhuis

Slide 11 - Diapositive

Depolarisatie door instroom K+ (!) in de zintuigcel door druk op de zintuigharen/ ciliën.

Slide 12 - Diapositive

Endolymfe




Calciumpoort reageert op spanningsverschil



Blaasje met neurotransmitter

Perilymfe
Haarcel in orgaan van Corti




Depolarisatie







Gehoorzenuwcel

Slide 13 - Diapositive

Geluidsgolven vs impulsen
Hoge toon: hoge frequentie
Lage toon: lage frequentie
-> andere plek in het basilair membraan
-> andere zenuwcel


Slide 14 - Diapositive

Geluidsgolven vs impulsen
Harde toon: grote amplitude
Zachte toon: kleine amplitude
Hoge/ lage frequentie impulsen door de zenuwcellen





Slide 15 - Diapositive

Richting van het geluid






Snelheid van het geluid in lucht: +/- 340 m/s

Slide 16 - Diapositive

Geluidssterkte
Wordt uitgedrukt in dB. Elke 10 dB erbij is 2 x zo hard.



Slide 17 - Diapositive

Geluidssterkte

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Gehoorbeschadiging

Slide 20 - Diapositive

Gehoorbeschadiging

Slide 21 - Diapositive

Wat voor type receptor is het gehoorzintuig?
A
Mechanische receptor
B
Chemische receptor
C
Temperatuurreceptor
D
Lichtreceptor

Slide 22 - Quiz

Sleep de woorden op de juiste plaats in de tekst. 
Wanneerje gaat duiken: 
Hoe dieper in het water, hoe ................... de druk. 
De druk in het buitenoor zal dus ............................. . 
De druk in het middenoor wordt in verhouding ..................... dan in het uitwendig oor. 
Kleiner
Hoger
Dalen
Stijgen

Slide 23 - Question de remorquage

 Je kunt de route die een geluidstrilling aflegt door de onderdelen van het oor noemen
-->
-->
-->
-->
-->
gehoorbeentjes trillen
zintuigcellen zetten prikkel om in impulsen
impulsen gaan naar hersenen
geluid zorgt voor trillingen in de lucht
trommelvlies gaat trillen

Slide 24 - Question de remorquage


A
Gehoorbeentjes
B
Slakkenhuis
C
Trommelvlies
D
Buis van Eustachius

Slide 25 - Quiz

Botverankerde gehoortoestellen geven trillingen uit de lucht direct door aan het binnenoor. Dit type gehoorapparaat werkt niet bij problemen met:
A
Gehoorbeentjes
B
Orgaan van Corti
C
Trommelvlies
D
Buis van Eustachius

Slide 26 - Quiz

geef antwoord op
de volgende slide

Slide 27 - Diapositive


A
Het vermogen om hoge tonen te horen neemt bij haar eerder af dan het vermogen om lage tonen te horen.
B
Het vermogen om lage tonen te horen neemt bij haar eerder toe dan het vermogen om hoge tonen te horen.
C
Het vermogen om hoge en lage tonen te horen neemt bij haar met de leeftijd evenredig af.

Slide 28 - Quiz

geef antwoord
op de volgende slide

Slide 29 - Diapositive

Geef antwoord op de vorige slide.

Slide 30 - Question ouverte

geef antwoord op de volgende slide

Slide 31 - Diapositive

Geef antwoord op de vorige slide.

Slide 32 - Question ouverte