Taal actief les thema 6 les 14

Spelling Thema 6 les 14
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Spelling Thema 6 les 14

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je nog over
dan / als in een zin?

Slide 2 - Carte mentale

Slide 3 - Diapositive

Wat is het verschil tussen de
bedrijvende en lijdende vorm?
(voorbeeld mag)

Slide 4 - Carte mentale

Slide 5 - Diapositive

Schrijf een zin met een
persoonlijk voornaamwoord

Slide 6 - Carte mentale

Slide 7 - Diapositive

Wat is het samengestelde werkwoord in de zin:
Hij geeft al zijn geld uit aan V-bucks.

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Diapositive


TAAL



Lesdoel:
Je herhaalt vandaag de stof uit les 2, 4, 7 en 9.
Je oefent de doelen die getoetst worden.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Het spel biedt meer uitdaging ... vergelijkbare spellen.
A
dan
B
als

Slide 12 - Quiz

De personages beleven avonturen die even spannend zijn ... in het oude spel.
A
dan
B
als

Slide 13 - Quiz

Let op: ik haal straks net zoveel punten ... mijn tegenspelers.
A
dan
B
als

Slide 14 - Quiz

Een gevorderde speler kan meer levels doorlopen ... een beginner.
A
dan
B
als

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Hij zal waarschijnlijk de iPhone X kopen.
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 17 - Quiz

De bladeren werden door de tuinman verwijderd.
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 18 - Quiz

Zet de zin in de lijdende vorm;
De jongen trapt de voetbal weg.

Slide 19 - Question ouverte

Zet de zin in de bedrijvende vorm;
Het brood wordt gebakken door Joost.

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Diapositive

persoonlijk voornaamwoord:
Soms heeft hij geen zin om huiswerk te maken.
A
hij
B
soms
C
maken
D
huiswerk

Slide 22 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord:
Weet u waar ik de ingang van de school kan vinden?
A
u
B
ik
C
van
D
u, ik

Slide 23 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord:
Ik weet niet hoe dit gebeurd is.
A
ik
B
niet
C
hoe
D
is

Slide 24 - Quiz

persoonlijk voornaamwoord:
Ik zie ze nu rennen door het bos.
A
ik
B
ik ,ze
C
rennen
D
ze

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Diapositive

overgooien
Ik ....... de bal.......

Slide 27 - Question ouverte

overtuigen
Mijn vader ....... mij ....... om toch te gaan

Slide 28 - Question ouverte

ondergaan
De zon ......... ...........

Slide 29 - Question ouverte

ondergaan
Hij ........... het geplaag .........

Slide 30 - Question ouverte

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Hoe vond je de les gaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Sondage