Paragraaf 1.3 Dierenrijk

Paragraaf 1.3 Dierenrijk
Benodigheden
- Werkboek A
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Paragraaf 1.3 Dierenrijk
Benodigheden
- Werkboek A
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Programma
Welkom
Herhaling d.m.v samen examenvraag oefenen
Nieuwe stof uitleg : 
 '1.3 Dierenrijk' 
PO microscopie dierlijke cel met kijkvragen (preparaat: bloed, kraakbeen, glad/ dwarsgesptreeptspierweefsel, wangslijmvliescel, hoofdhuid)
Aan de slag/huiswerk
- Maak deze LessonUp
- Maak de leerwerkboek opdrachten van 1.2
Klassikale afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

A - onderdeel P (celwand)

Letter T - omdat hier geen celwand aanwezig is en wel een celkern. (= dierlijke cel)

Slide 4 - Diapositive

A - tot de bacteriën
Leerdoelen 1.3 Dierenrijk
1. Ken je de bouw van een dier van groot naar klein (van organisme tot cel) en kun je er een voorbeeld bij geven?
2. Kun je de drie onderdelen van een dierlijke cel benoemen met hun bijbehorende taak?
3. Kun je uitleggen hoe dieren aan hun stevigheid komen?
4. Kun je het grootste en kleinste dier noemen? 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dierlijke cel
  1. celmembraan
  2. celkern
  3. cytoplasma

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Spiercel
Bloedcellen
Voorbeeld verschillende cellen

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Een plantencel heeft een celwand een dierlijke cel heeft geen celwand. Juist of onjuist?

A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions



Wat is waar?

A
Cel 1: Plantaardige cel Cel 2: Dierlijke cel
B
Cel 1: Bacterie cel Cel 2: Dierlijke cel
C
Cel 1: Dierlijke cel Cel 2: Plantaardige cel
D
Cel 1: Schimmel cel Cel 2: Plantaardige cel

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat voor soort skelet heeft, vul in: inwendig/uitwendig/geen
Hond: ...................... skelet
Wesp:  ...................... skelet
Kwal:  ...................... skelet

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Blauwe vinvis, het grootste dier
pantoffeldiertje, het kleinste dier

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Wanneer behoren twee organismen tot dezelfde soort?

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


Tigo zegt: Een schaap en een geit behoren tot de zelfde soort, ze kunnen namelijk nakomelingen krijgen.
Mads zegt: Een tijger (Pantera tigris) en een leeuw (Pantera leo) behoren tot hetzelfde geslacht. Dit is af te leiden uit hun Latijnse namen.
Wie heeft er gelijk?

A
Tigo
B
Mads
C
Tigo & Mads
D
Geen van beiden

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat is een belangrijk kenmerk van dit organisme waardoor je hem kunt indelen in een klasse (groep)
A
Hij heeft een bruine huid.
B
Hij heeft een gespleten tong.
C
Hij wordt geboren uit een ei.
D
Hij beweegt zich voort zonder poten.

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Delen van een organisme zijn van klein naar groot:

A
cel /orgaan /weefsel/ orgaanstelsel
B
weefsel / cel /orgaan /orgaanstelsel
C
cel / weefsel / orgaan / orgaanstelsel
D
orgaanstelsel / orgaan/ weefsel/ cel

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


De stroperige vloeistof in de cel waar veel andere 'onderdelen' in liggen heet .....

A
Bladgroenstof
B
Vacuole
C
Celwand
D
Cytoplasma

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Welk weefsel zie je op het plaatje?

A
kraakbeen weefsel
B
beenweefsel

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions




Zijn de grote hersenen een orgaan, een organenstelsel of een weefsel?
A
orgaan
B
organenstelsel
C
weefsel

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


In welke tekening is een weefsel aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bekijken celdeling wortelpunt - 
cel van waterpest (=plant)
 vaatbundels in stengel Houtvaten en bastvaten - Huidmondjes -

Slide 29 - Diapositive

Opdrachtje erbij wat is wat. Zelf een tekening erbij maken van wat je ziet.
Tekenregels weet je nog?

Vaardigheden die terugkomen in de toets!
Aan de slag in de les
1. Maak deze LessonUp 1.3 (vragen) die klaarstaat in de klasLessonUp.
+ extra oefening in LessonUp.
2. Maak de volgende opgaven in je leerwerkboek paragraaf 1.3, opdr. 3, 5, 8, 9+ nakijken

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions