wederkerend werkwoord met voorzetsel

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Weet je het nog?  Een sleepvraag.
denk aan:
 zich schamen
zich vergissen

Slide 2 - Diapositive

Je krijgt een werkblad.
Maak goede zinnen.

(ken je alle werkwoorden..... nee? ..... vragen!)

Slide 3 - Diapositive

Zijn de volgende zinnen goed of fout?

Slide 4 - Diapositive

Ik vergiste me in mijn beste vriendin.
A
goed
B
fout

Slide 5 - Quiz

Hij verslikte ons in zijn brood.
A
goed
B
fout

Slide 6 - Quiz

Wij bezeren ons over een steen.
A
goed
B
fout

Slide 7 - Quiz

Zij bemoeide zich over haar vriendin.
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quiz

Wij ergeren ons aan het moeilijke huiswerk.
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quiz

Zij schaamt zich over haar handschrift.
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quiz

U verdiept zich over geschiedenis van Eindhoven.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quiz

Ik sluit me af op de herrie in de klas.
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quiz

Weet je het nog?

Slide 13 - Diapositive

zich schamen .....

Slide 14 - Question ouverte

zich verslikken .....

Slide 15 - Question ouverte

zich schamen .....

Slide 16 - Question ouverte

zich ergeren .....

Slide 17 - Question ouverte

zich bezeren .....

Slide 18 - Question ouverte

zich bemoeien .....

Slide 19 - Question ouverte

zich amuseren .....

Slide 20 - Question ouverte

zich afsluiten .....

Slide 21 - Question ouverte

zich verdiepen .....

Slide 22 - Question ouverte

Voor de meivakantie hebben we geoefend met werkwoorden waar 'zich' bij hoort. Ook hebben we geoefend met werkwoorden met een vast voorzetsel. Even herhalen:

Er komen twee sleepopdrachten.
Weet je het nog? 

Slide 23 - Diapositive

ik
jij
hij
zij 
wij
jullie
u
ons
zich
me
je

Slide 24 - Question de remorquage

in
voor
aan
met
zich vergissen ...

zich verslikken ...

zich schamen ...

zich ergeren ...

zich bezeren ...

zich bemoeien ...

zich afsluiten ...

zich storen ...

zich amuseren ...

zich verbranden ...

zich stoten ...

zich verdiepen ...

Slide 25 - Question de remorquage

ik
jij
hij
zij 
wij
jullie
u
ons
zich
me
je

Slide 26 - Question de remorquage

me
je
zich
ons
wij
je
hij
jullie
ik
zij

Slide 27 - Question de remorquage