Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Wederkerende werkwoorden
Slide 1 - Diapositive
Vervoegen
Wederkerende werkwoorden hebben in het Nederlands ‘zich’ ervoor staan, bijvoorbeeld: ‘zich vergissen’. Als het onderwerp ‘ik’ is, vervoeg je het werkwoord als volgt: ‘ik vergis me’.
ik - me Wij - ons
jij - je Jullie - je
U- zich Zij - zich
Hij/zij - zich
Slide 2 - Diapositive
Plaats in de zin
Ik verveel me. (positie 3, na het wederkerend werkwoord)
Verveel je je? (weer positie 3, na het onderwerp)
Slide 3 - Diapositive
Deze werkwoorden zijn altijd wederkerend
zich bemoeien
zich ergeren
zich gedragen
zich uit de voeten maken
zich ontfermen
zich schamen
zich uitsloven
zich vergissen
zich verschuilen
zich verslapen
zich verslikken verspreken
zich voornemen
Slide 4 - Diapositive
Deze werkwoorden zijn soms wederkerend
(zich) amuseren
(zich) bezeren
(zich) aankleden
(zich) scheren
(zich) verwonden
(zich) vermaken
(zich) wassen
Slide 5 - Diapositive
De kinderen vervelen ......... op school.
A
hun
B
zich
C
hen
D
je
Slide 6 - Quiz
Bent u .......... ervan bewust dat dit een stiltecoupé is?
A
zich
B
me
C
jou
D
uw
Slide 7 - Quiz
Wij verkleden ..... tijdens de pauze
A
jullie
B
ons
C
je
D
zich
Slide 8 - Quiz
Heeft u ............. wel eens ................. wat de economische crisis voor uw leven betekent? (zich afvragen)
Slide 9 - Question ouverte
Wij vragen .......... af wanneer de bijeenkomst afgelopen is.
Slide 10 - Question ouverte
Johan had ............. slecht ............. het sollicitatiegesprek ................ (zich voorbereiden op)
Slide 11 - Question ouverte
Vroeger ........... werknemers .......... moeilijker ........., aan het hoge tempo op de werkvloer. (zich aanpassen)
Slide 12 - Question ouverte
Door corona ........... een groot aantal werknemers ........... vorige week ........... (zich ziek melden, voltooide tijd)
Slide 13 - Question ouverte
Wat moeilijker nu..
Herschrijf de zin en gebruik daarbij een wederkerend werkwoord.
Slide 14 - Diapositive
U moet beseffen dat het starten van een eigen bedrijf niet makkelijk is. (zich realiseren)
Slide 15 - Question ouverte
Als je promotie wil maken moet je nieuwe dingen blijven leren. (zich ontwikkelen)
Slide 16 - Question ouverte
De winkelstraten zijn rechts van het oude centrum. (bevinden zich)
Slide 17 - Question ouverte
Je dacht niet goed na over de onderwerpen van het mondeling examen. (zich goed voorbereiden op)