Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Havo 5 HC Duitsland gesloten oefenvragen Feniks
Slide 1 - Diapositive
Welke bewering is onjuist?
A
De Amerikaanse deelname aan de oorlog was een van de oorzaken waardoor Duitsland de
Eerste Wereldoorlog verloor.
B
De Duitse legerleiding was er eerder van overtuigd dat Duitsland de Eerste Wereldoorlog niet kon winnen dan het Duitse thuisfront.
C
Dat het Duitse parlement (de Rijksdag) de keizer afzette en een wapenstilstand sloot, waren
twee oorzaken waardoor Duitsland de Eerste Wereldoorlog verloor.
D
Doordat de overheid veel propaganda verspreidde, waren de Duitse burgers slecht op de hoogte van de werkelijke situatie aan het front
Slide 2 - Quiz
Welke uitspraak over de conservatieve elite tijdens het eerste jaar van de Republiek van Weimar is onjuist?
A
Tot deze groep behoorden onder andere fabriekseigenaren, adellijke grootgrondbezitters en hoge legerofficieren.
B
Zij verlangde terug naar de tijd toen de keizer het in Duitsland nog voor het zeggen had.
C
Zij was bang dat de Spartakisten in Duitsland een revolutie zouden beginnen.
D
Zij steunde de grondwet van de Republiek van Weimar uit overtuiging én uit principe.
Slide 3 - Quiz
Twee beweringen: I Duitsland moest na de Eerste Wereldoorlog herstelbetalingen betalen aan onder andere Groot-Brittannië, Frankrijk en België. II Het was voor Duitsland onmogelijk om tijdig de herstelbetalingen te voldoen, onder meer doordat het belangrijke industriegebieden was kwijtgeraakt.
Zijn de beweringen juist of onjuist?
A
Bewering I en bewering II zijn allebei juist.
B
Bewering I is juist. Bewering II is onjuist.
C
Bewering I is onjuist. Bewering II is juist.
D
Bewering I en bewering II zijn allebei onjuist.
Slide 4 - Quiz
Welke bewering over de vredesonderhandelingen in Versailles is onjuist?
A
Om te voorkomen dat Duitsland nog eens een oorlog zou kunnen beginnen, mocht het een
leger hebben van maximaal 100.000 beroepssoldaten.
B
De overwinnaars van Duitsland gingen er in Versailles van uit dat alleen Duitsland schuldig
was aan het uitbreken van de oorlog en dat dit land daarom zwaar moest worden gestraft.
C
Dankzij handig optreden van de Duitse onderhandelaars werden de ergste maatregelen niet in het definitieve vredesverdrag opgenomen.
D
Een deel van het oostelijke deel van het vroegere Duitse Keizerrijk werd gebruikt om
daarmee de nieuwe staat Polen te vormen.
Slide 5 - Quiz
Zes gebeurtenissen: Dankzij het Dawesplan herstelt de Duitse economie zich. De Duitse legerleiding geeft aan dat de oorlog niet kan worden gewonnen. De communistische Spartakisten proberen de nieuwe regering met een revolutie ten val te brengen. Duitsland begint met het betalen van de herstelbetalingen. Franse troepen bezetten het Ruhrgebied. In Compiègne wordt de capitulatie getekend.
Wat is de chronologische volgorde?
A
2 – 6 – 3 – 4 – 5 – 1.
B
6 – 1 – 3 – 5 – 2 – 4.
C
6 – 1 – 3 – 5 – 2 – 4.
D
2 – 1 – 4 – 3 – 6 – 5
Slide 6 - Quiz
Wat is geen gevolg van de economische wereldcrisis die met de beurskrach van 1929 begon?
A
Een toename van het aantal faillissementen van bedrijven.
B
De overproductie in de landbouw verdween, door de lagere prijzen van landbouwproducten.
C
Een toename van de werkloosheid, veroorzaakt door de sterk verminderde productie.
D
Een sterke groei van politieke bewegingen met extreme ideeën.
Slide 7 - Quiz
Wat is geen kenmerk of eigenschap van een fascist
A
Hij is een nationalist
B
Hij is een intellectueel
C
Hij is een militarist.
D
Hij heeft een meerderwaardigheidsgevoel.
Slide 8 - Quiz
Welke uitspraak over de aanpak van Hitler is onjuist?
A
Hij liet politieke tegenstanders opsluiten in speciaal voor dat doel gebouwde
concentratiekampen.
B
Hij kwam met een staatsgreep aan de macht.
C
Hij schakelde met behulp van de machtigingswet alle politieke partijen uit, behalve de
NSDAP
D
Hij maakte gebruik van propaganda
Slide 9 - Quiz
Welke bewering is juist?
A
Nadat Hitler tot rijkskanselier was benoemd, werd de NSDAP voor het eerst de grootste
politieke partij in Duitsland.
B
Dankzij de Rijksdagbrand werd Hitler rijkskanselier.
C
Nadat het de (communistische) KPD-parlementsleden verboden was om hun zetels
in het parlement in te nemen, was een meerderheid van het parlement vóór de machtigingswet.
D
Dankzij de machtigingswet werd de rol van de Rijksdag sterk vergroot en werd dit het
machtigste politieke orgaan in Duitsland.
Slide 10 - Quiz
Hitlers propaganda was erg effectief.
Wat is daar een oorzaak van?
A
Hitler wist het bestaan van de concentratiekampen dankzij de propaganda goed geheim te houden.
B
Hitler voedde de jeugd onder andere in de Hitlerjugend op tot kritische volgelingen, die
slechte propaganda direct afkeurden.
C
Hitler beïnvloedde de Duitsers niet alleen op directe wijze, maar ook op manieren die niet als
propaganda werden herkend.
D
Hitler vergrootte zowel in binnen- als in buitenland het vertrouwen in zijn politiek door het afschaffen van de censuur.
Slide 11 - Quiz
Vijf zinnen die te maken hebben met de Jodenvervolging: 1 Het anti-Joods beleid bestaat vooral uit pesterijen en intimidatie. 2 Hitler schrijft in Mein Kampf over ‘het Joodse vraagstuk’. 3 In Auschwitz worden naar schatting 1,1 miljoen Joden vermoord. 4 Na de inval in Polen worden de Joden in getto’s opgesloten. 5 Tijdens de Wannsee-conferentie wordt de organisatie van de Endlösung geregeld.
Wat is de chronologische volgorde?
A
4 – 2 – 5 – 1 – 3.
B
2 – 1 – 4 – 5 – 3.
C
1 – 2 – 5 – 3 – 4.
D
2 – 4 – 1 – 3 – 5
Slide 12 - Quiz
Welke gebeurtenis werd door de aanhangers van de appeasementpolitiek niet geaccepteerd?
A
De Duitse inval in Polen.
B
De Anschluβ van Oostenrijk.
C
De bezetting van het Sudetenland.
D
De annexatie van Tsjechië.
Slide 13 - Quiz
Waarom duurde het zo lang voor de Engelsen en de Amerikanen een aanval op West-Europa inzetten?
A
Stalin wilde Duitsland het liefst zo veel mogelijk in z’n eentje verslaan, zodat hij het
naoorlogse Europa naar eigen inzicht zou kunnen inrichten.
B
De Engelsen en de Amerikanen wilden met bombardementen Duitsland zo verzwakken dat
een invasie overbodig was.
C
De Engelsen waren in het zuiden en zuidoosten van Europa erg succesvol in hun strijd tegen
Duitsland, zodat een invasie in West-Europa onnodig was.
D
De Amerikanen en de Engelsen waren tevreden met de felle strijd tussen Duitsland en de
Sovjet-Unie, waardoor zij hun eigen troepen konden sparen tot deze écht nodig waren.
Slide 14 - Quiz
Vijf afspraken: 1 Het besluit tot oprichting van de Verenigde Naties. 2 Concrete afspraken over de nieuwe oostgrens van Duitsland. 3 De manier waarop Duitsland zou worden gedenazificeerd. 4 Elke overwinnaar mag in zijn bezettingszone herstelbetalingen opeisen. 5 De Heimatvertriebenen moeten op één of andere manier worden geholpen om weer thuis te komen.
Welke van deze afspraken werden in Potsdam gemaakt?
A
1, 3 en 5.
B
2, 3 en 4.
C
1, 2 en 3.
D
2, 4 en 5.
Slide 15 - Quiz
Welke uitspraak over de SED is onjuist
A
De SED ontstond door het samenvoegen van de SPD en de KPD.
B
Ondanks fraude behaalde de SED geen absolute verkiezingsoverwinning.
C
De SED wist de Sovjet-Unie te overtuigen dat het verkeerd was om hoge herstelbetalingen te
eisen, waardoor betaling ervan in 1947 mocht worden gestopt.
D
De Amerikanen en Britten hadden geen mogelijkheid om de ideeën van de SED te
beïnvloeden.
Slide 16 - Quiz
Wat was geen gevolg van het Marshallplan?
A
De armoede in West-Europa werd verminderd
B
Het economisch herstel in Oost-Europa verliep voorspoedig.
C
De populariteit van het communisme in West-Europa werd afgeremd.
D
In het zich herstellende West-Europa werden meer Amerikaanse producten gekocht,
Slide 17 - Quiz
Vijf uitspraken: 1 Integratie van de BRD in de westerse wereld. 2 Mede dankzij de Marshallhulp een snelle economische groei realiseren. 3 Erkenning van de nieuwe Duitse oostgrens. 4 Het erkennen van de DDR als zelfstandige staat. 5 Het doorvoeren van een strenge denazificatie.
Wat is kenmerkend voor de politiek van Adenauer?
A
1 en 2.
B
2, 3 en 4.
C
3 en 5
D
1, 4 en 5
Slide 18 - Quiz
Acht namen of begrippen: Comecon. Deutsche Mark. EGKS. NAVO. Stasi. Volkspolizei. Warschaupact. Wirtschaftswunder.
Welke begrippen horen bij het Oostblok?
A
2 – 4 – 5 – 8.
B
1 – 5 – 6 – 7.
C
1 – 2 – 6 – 8.
D
3 – 4 – 5 – 7.
Slide 19 - Quiz
Welke bewering over de Berlijnse Muur is onjuist?
A
De Muur stond op Oost-Duits grondgebied.
B
De Berlijnse Muur is gebouwd om de leegloop van de DDR te voorkomen.
C
Het Oosten greep niet in toen de Muur werd gebouwd, omdat dat werd beschouwd als een
West-Berlijnse verantwoordelijkheid.
D
De Berlijnse Muur groeide uit tot hét symbool van de Koude Oorlog, omdat het verschil
tussen de politieke en de economische stelsels van beide machtsblokken in Berlijn zo
duidelijk zichtbaar was.
Slide 20 - Quiz
Welke bewering over de Ostpolitik is onjuist?
A
Ondanks tegenwerking van de Sovjet-Unie slaagden Willy Brandt en Erich Honecker erin om de relatie tussen West- en Oost-Duitsland enigszins te verbeteren.
B
In de Ostverträge werd vastgelegd dat de Duitse oostgrens op termijn opnieuw moest
worden vastgesteld.
C
De meeste politici in de BRD waren positief over de Ostpolitik, maar vonden de relatie tussen
West-Duitsland en andere West-Europese landen toch belangrijker.
D
De Ostpolitik leverde Willy Brandt een Nobelprijs voor de Vrede op.
Slide 21 - Quiz
Welk gevolg had het beleid van Gorbatsjov niet?
A
Doordat hij de wapenwedloop met de Verenigde Staten minder fel maakte, werd er veel geld
bespaard.
B
Door zijn hervormingspolitiek was de Sovjet-Unie niet langer vanzelfsprekend een van de
twee supermogendheden.
C
Door glasnost en perestrojka kreeg de bevolking van de Sovjet-Unie te maken met een snelle
groei van de welvaart
D
Door glasnost en perestrojka kreeg de overheid minder grip op de binnenlandse politieke
verhoudingen en de economie van de Sovjet-Unie.
Slide 22 - Quiz
Twee beweringen: I Door het loslaten van de Breznjevdoctrine door Gorbatsjov moesten Oost-Europese leiders zelf de steun van hun bevolking zien te behouden. II Door de opening van de Berlijnse Muur kregen de communistische overheden van andere Oost-Europese landen voor het eerst in de gaten dat ook hún burgers veranderingen wilden.
Zijn de beweringen juist of onjuist?
A
Bewering I en bewering II zijn allebei juist.
B
Bewering I is juist. Bewering II is onjuist.
C
Bewering I is onjuist. Bewering II is juist.
D
Bewering I en bewering II zijn allebei onjuist.
Slide 23 - Quiz
Zes gebeurtenissen: Bondskanselier Willy Brandt krijgt de Nobelprijs voor de Vrede voor zijn Ostpolitik. De Sovjet-Unie valt uiteen in vijftien onafhankelijke staten. Gorbatsjov wordt de nieuwe leider van de Sovjet-Unie. Na opstanden in Oost-Europese landen kondigt Brezjnev de naar hem vernoemde doctrine af. Oost-Berlijnse burgers krijgen voor het eerst sinds 28 jaar vrije doortocht naar West-Berlijn. Veel DDR-burgers reizen via Hongarije naar het westen.
Wat is de chronologische volgorde?
A
1 – 6 – 3 – 4 – 5 – 2.
B
6 – 1 – 3 – 5 – 2 – 4.
C
4 – 1 – 3 – 6 – 5 – 2.
D
2 – 1 – 4 – 3 – 6 – 5.
Slide 24 - Quiz
In de derde leidende vraag van de Historische Context Duitsland in Europa komen de termen ‘hereniging’ en ‘integratie’ voor.
Welke uitspraak is juist?
A
.De hereniging gaat over Duitsland en de integratie gaat vooral over Europa.
B
De hereniging gaat over West- en Oost-Europa en de integratie gaat over het lidmaatschap
van de DDR in de Europese Gemeenschap.
C
De hereniging gaat over het proces vóór 9 november 1989 en de integratie gaat over het samengaan van de NAVO en het Warschaupact.
D
De hereniging gaat over het samengaan van het Oostblok en het Westblok en de integratie
gaat over het proces van de opheffing van het Warschaupact.