3.3 De staat van de farao

3.3 De staat van de farao
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

3.3 De staat van de farao

Slide 1 - Diapositive

Aan het einde van de les...
  • Kun je een uitleg geven van de Egyptische eenheidsstaat.
  • Kun je bewijzen waarom de farao de machtigste persoon in Egypte was.
  • Kun je uitleggen wat kenmerkende aspecten zijn.

Slide 2 - Diapositive

Kenmerkende aspecten
Een kenmerkend aspect is iets wat kenmerkend is voor een bepaalde tijd in het verleden. 

Slide 3 - Diapositive

Wat is kenmerkend voor dit hoofdstuk?
  • Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen.
  •  Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.

Slide 4 - Diapositive

Farao's

Slide 5 - Carte mentale

Boven-Egypte
Beneden-
Egypte

Slide 6 - Diapositive

Een staat
  • De farao Narmer maakte van Boven- en Beneden-Egypte één staat.
  • Narmer maakte van Egypte een eenheidsstaat 
Eenheidsstaat: Land dat bestuurd wordt vanuit één plaats en waarin overal dezelfde regels gelden

Slide 7 - Diapositive

De farao had 3 belangrijke taken:
  1. Het maken van wetten en de baas zijn over zijn ministers die zorgden dat zijn wetten werden uitgevoerd.
  2. Toezicht houden op de politie en rechters in het hele land (de farao was opperrechter).
  3. Opperbevelhebber van het leger.

Slide 8 - Diapositive

Farao's waren oppermachtige alleenheersers
Alleenheerser: Een bestuurder die alle macht heeft.

Slide 9 - Diapositive

Noem 1 belangrijke taak die de farao had.

Slide 10 - Question ouverte

Waarom waren farao's alleenheersers?

Slide 11 - Question ouverte




Denken als een historicus




Oorzaak & gevolg

Slide 12 - Diapositive

Oorzaak en gevolg

De reden waarom iets gebeurt en de dingen die veranderd zijn door een gebeurtenis.

Slide 13 - Diapositive


Voorbeeld


  • Hans is te laat op school, omdat hij een lekke band kreeg.
  • Waardoor kreeg hij een lekke band?
  • Hij kreeg een lekke band, doordat hij door glas was gefietst.
  • Aan het woord 'doordat' kun je de oorzaak herkennen.

Slide 14 - Diapositive

Met welk woord kun je het beste een vraag beginnen om de oorzaak te vinden?
A
Waarom
B
Waardoor
C
Waarmee
D
Doordat

Slide 15 - Quiz

Met welk woord kun je de oorzaak (meestal) herkennen?
A
Waarom
B
Waardoor
C
Waarmee
D
Doordat

Slide 16 - Quiz


Gevolgen

  • De ene gebeurtenis zorgt weer voor andere gebeurtenissen.
  • Dat zijn gevolgen
  • Doordat Hans een lekke band had, kwam hij te laat in de les. Het gevolg was dat hij een deel van de geschiedenisles had gemist.
  • Oorzaak⇒gevolg(en)



Slide 17 - Diapositive


Een voorbeeld bij geschiedenis

  • Oorzaak: de klimaatsverandering na de laatste IJstijd.
  • Gevolg 1: het werd warmer en droger
  • Gevolg 2: mensen konden niet meer goed leven als jager-verzamelaars
  • Gevolg 3: mensen zochten naar andere middelen van bestaan, zoals de landbouw



Slide 18 - Diapositive