3Mavo - Procenten en breuken vereenvoudigen

3 Mavo
Procenten
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 34 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

3 Mavo
Procenten

Slide 1 - Diapositive

Het aantal inwoners is met 1,9% gedaald.

Vorig jaar had Nederland 17 miljoen inwoners.

Hoeveel inwoners heeft Nederland nu?

Geef je antwoord in een geheel getal.

Slide 2 - Diapositive

0
?
17.000.000
100%
Het aantal inwoners is met 1,9% gedaald.
Vorig jaar had Nederland 17 miljoen inwoners.
Hoeveel inwoners heeft Nederland nu?
Geef je antwoord in een geheel getal.
1,9%

Slide 3 - Diapositive

0
?
17.000.000
100%
Het aantal inwoners is met 1,9% gedaald.
Vorig jaar had Nederland 17 miljoen inwoners.
Hoeveel inwoners heeft Nederland nu?
Geef je antwoord in een geheel getal.
1,9%
100% - 1,9% = 98,1%

Slide 4 - Diapositive

0
?
17.000.000
100%
Het aantal inwoners is met 1,9% gedaald.
Vorig jaar had Nederland 17 miljoen inwoners.
Hoeveel inwoners heeft Nederland nu?
Geef je antwoord in een geheel getal.
1,9%
%
100
1
98,1
inwoners
17.000.000
?
98,1%

Slide 5 - Diapositive

0
?
17.000.000
100%
Het aantal inwoners is met 1,9% gedaald.
Vorig jaar had Nederland 17 miljoen inwoners.
Hoeveel inwoners heeft Nederland nu?
Geef je antwoord in een geheel getal.
1,9%
%
100
1
98,1
inwoners
17.000.000
170.000
?
98,1%

Slide 6 - Diapositive

0
?
17.000.000
100%
Het aantal inwoners is met 1,9% gedaald.
Vorig jaar had Nederland 17 miljoen inwoners.
Hoeveel inwoners heeft Nederland nu?
Geef je antwoord in een geheel getal.
1,9%
%
100
1
98,1
inwoners
17.000.000
170.000
16.677.000
98,1%

Slide 7 - Diapositive

0
?
17.000.000
100%
Het aantal inwoners is met 1,9% gedaald.
Vorig jaar had Nederland 17 miljoen inwoners.
Hoeveel inwoners heeft Nederland nu?
Geef je antwoord in een geheel getal.
1,9%
%
100
1
98,1
inwoners
17.000.000
170.000
16.677.000
98,1%
Antwoord: 16.766.000 inwoners

Slide 8 - Diapositive

Er woonden 60.000 mensen in Emmeloord in 2010.

Nu zijn dat er 80.000.

Met hoeveel procent is het inwonertal toegenomen?

Slide 9 - Diapositive

0
60.000
80.000
Er woonden 60.000 mensen in Emmeloord in 2010.
Nu zijn dat er 80.000.
Met hoeveel procent is het inwonertal toegenomen?
+20.000

Slide 10 - Diapositive

0
60.000
80.000
100%
Er woonden 60.000 mensen in Emmeloord in 2010.
Nu zijn dat er 80.000.
Met hoeveel procent is het inwonertal toegenomen?
?%
+20.000

Slide 11 - Diapositive

0
60.000
80.000
100%
Er woonden 60.000 mensen in Emmeloord in 2010.
Nu zijn dat er 80.000.
Met hoeveel procent is het inwonertal toegenomen?
?%
%
100
?
inwoners
60.000
1
20.000
+20.000

Slide 12 - Diapositive

0
60.000
80.000
100%
Er woonden 60.000 mensen in Emmeloord in 2010.
Nu zijn dat er 80.000.
Met hoeveel procent is het inwonertal toegenomen?
?%
%
100
0,001666...
?
inwoners
60.000
1
20.000
+20.000

Slide 13 - Diapositive

0
60.000
80.000
100%
Er woonden 60.000 mensen in Emmeloord in 2010.
Nu zijn dat er 80.000.
Met hoeveel procent is het inwonertal toegenomen?
?%
%
100
0,001666...
33,3
inwoners
60.000
1
20.000
+20.000

Slide 14 - Diapositive

0
60.000
80.000
100%
Er woonden 60.000 mensen in Emmeloord in 2010.
Nu zijn dat er 80.000.
Met hoeveel procent is het inwonertal toegenomen?
?%
%
100
0,001666...
33,3
inwoners
60.000
1
20.000
+20.000
Antwoord: het inwonertal is met 33,3% toegenomen.

Slide 15 - Diapositive

Je koopt een fiets.

Hij is in de aanbieding met 12,5% korting.

Hij kost nu 350 euro.

Hoeveel kostte de fiets eerst?

Slide 16 - Diapositive

0
€350,-
?
Je koopt een fiets.
Hij is in de aanbieding met 12,5% korting.
Hij kost nu 350 euro.
Hoeveel kostte de fiets eerst?

Slide 17 - Diapositive

0
€350,-
?
100%
12,5%
Je koopt een fiets.
Hij is in de aanbieding met 12,5% korting.
Hij kost nu 350 euro.
Hoeveel kostte de fiets eerst?

Slide 18 - Diapositive

0
€350,-
?
100%
12,5%
Je koopt een fiets.
Hij is in de aanbieding met 12,5% korting.
Hij kost nu 350 euro.
Hoeveel kostte de fiets eerst?
%
100
350
?

Slide 19 - Diapositive

0
€350,-
?
100%
12,5%
Je koopt een fiets.
Hij is in de aanbieding met 12,5% korting.
Hij kost nu 350 euro.
Hoeveel kostte de fiets eerst?
%
100
350
?
100% - 12,5% = 87,5%

Slide 20 - Diapositive

0
€350,-
?
100%
12,5%
Je koopt een fiets.
Hij is in de aanbieding met 12,5% korting.
Hij kost nu 350 euro.
Hoeveel kostte de fiets eerst?
%
87,5
100
350
?
100% - 12,5% = 87,5%

Slide 21 - Diapositive

0
€350,-
?
100%
12,5%
Je koopt een fiets.
Hij is in de aanbieding met 12,5% korting.
Hij kost nu 350 euro.
Hoeveel kostte de fiets eerst?
%
87,5
1
100
350
?
100% - 12,5% = 87,5%

Slide 22 - Diapositive

0
€350,-
?
100%
12,5%
Je koopt een fiets.
Hij is in de aanbieding met 12,5% korting.
Hij kost nu 350 euro.
Hoeveel kostte de fiets eerst?
%
87,5
1
100
350
4
?
100% - 12,5% = 87,5%

Slide 23 - Diapositive

0
€350,-
?
100%
12,5%
Je koopt een fiets.
Hij is in de aanbieding met 12,5% korting.
Hij kost nu 350 euro.
Hoeveel kostte de fiets eerst?
%
87,5
1
100
350
4
400
100% - 12,5% = 87,5%

Slide 24 - Diapositive

0
€350,-
?
100%
12,5%
Je koopt een fiets.
Hij is in de aanbieding met 12,5% korting.
Hij kost nu 350 euro.
Hoeveel kostte de fiets eerst?
%
87,5
1
100
350
4
400
100% - 12,5% = 87,5%
Antwoord: de fiets kostte eerst €400,-.

Slide 25 - Diapositive

Promille

Slide 26 - Diapositive

Procent

Promille

Slide 27 - Diapositive

Procent = per honderd --> %

Promille

Slide 28 - Diapositive

Procent = per honderd --> %

Promille = per duizend --> 

Slide 29 - Diapositive

Procent = per honderd --> %

Promille = per duizend --> 
%
100

Slide 30 - Diapositive

Procent = per honderd --> %

Promille = per duizend --> 
1000

Slide 31 - Diapositive

Vereenvoudigen

Slide 32 - Diapositive

 is te vereenvoudigen tot
600225

Slide 33 - Diapositive

225
600

Slide 34 - Diapositive