Les 5: bloedgroepen

Les 5: bloedgroepen
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Les 5: bloedgroepen

Slide 1 - Diapositive

Inhoud
-Herhalingsopgaven
-Lesstof bloedgroepen
-Opgave 
-Filmpjes

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt benoemen welke bloedgroepen er zijn.
  • Je kunt uitleggen welke bloedgroep iemand met een bepaalde bloedgroep van een donor kan ontvangen.
  • Je kunt in een simulatie uitzoeken welke bloedgroep een bepaalde patiënt heeft.

Slide 3 - Diapositive

Hoe krijgen de nieren
zuurstofrijk bloed?
A
Door de nierader
B
Door de poortader
C
Door de nierslagader
D
Door de nierhaarvaten

Slide 4 - Quiz

Wat is de volgorde van de
grote bloedsomloop?
A
Rechter kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, linker boezem
B
Rechter kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, linker boezem
C
Linker kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, rechter boezem
D
Linker kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, rechter boezem

Slide 5 - Quiz


Hoe loopt de kleine bloedsomloop
(heel kort)?
A
hart, longen, hart
B
hart, lichaam, hart
C
lichaam, hart
D
longen, hart

Slide 6 - Quiz


Wat is de functie van het hart?
A
Alle organen voorzien van zuurstof
B
Alle organen voorzien van zuurstof en voedingsstoffen
C
Alle organen voorzien van voedingsstoffen
D
Alle organen voorzien van zuurstof, voedingsstoffen en koolstofdioxide

Slide 7 - Quiz


Bevatten slagaders zuurstofrijk bloed?
A
ja
B
nee
C
soms
D
Ze bevatten alleen heel veel koolstofdioxide

Slide 8 - Quiz

Naar welke bloedsomloop gaat het bloed vanuit de rechterkamer?
A
De grote
B
De kleine

Slide 9 - Quiz


A
nr. 9 heet hartklep
B
nr. 9 heet halvemaanvormige klep
C
nr . 9 heet aderklep
D
geen enkele uitspraak is juist

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Vidéo

Bloedgroepen
Bepaalde type witte bloedcellen maken antistoffen tegen ziekteverwekkers. In het bloedplasma kunnen ook antistoffen zitten tegen het bloed van een ander mens.

Slide 12 - Diapositive

Bloedgroepen
Ieder persoon heeft bloed van een bepaalde bloedgroep. De bekendste indeling in bloedgroepen is A, B, AB, en 0 (nul). Deze indeling is gebaseerd op antigenen die voorkomen op de celmembranen van de rode bloedcellen. Deze antigenen worden bloedfactoren genoemd. Twee belangrijke bloedfactoren zijn antigeen A en antigeen B. Iemand met bloedgroep A heeft antigeen A op de rode bloedcellen. Deze persoon heeft in het bloedplasma antistof tegen antigeen B, dus anti-B. Iemand met bloedgroep B heeft antigeen B. Deze persoon heeft in het bloedplasma antistof A, dus anti-A. Iemand met bloedgroep AB heeft antigeen A en B. Deze persoon heeft dus geen antistoffen in het bloedplasma. Iemand met bloedgroep 0 heeft geen (nul) antigenen en dus zowel anti-A als anti-B. In de afbeelding op slide 14 zie je een overzicht van de bloedgroepen en de antistoffen.

Slide 13 - Diapositive

Bloedfactoren (antigenen) en antistoffen bij verschillende bloedgroepen.

Slide 14 - Diapositive

Bloedtransfusie
Iemand die bij een ongeval veel bloed heeft verloren, kan bloed van een andere persoon (de donor) toegediend krijgen. Dat heet een bloedtransfusie. Bij een bloedtransfusie is het belangrijk om te weten tot welke bloedgroep de ontvanger behoort en van welke bloedgroep het donorbloed is.

Slide 15 - Diapositive

Bloedtransfusie
Als bloedplasma met anti-A in contact komt rode bloedcellen met antigeen A, klonteren de rode bloedcellen samen (zie afbeelding). Hetzelfde gebeurt wanneer bloedplasma met anti-B in contact komt met rode bloedcellen met antigeen B. De samengeklonterde bloedcellen blijven blijven steken in de haarvaten. Dit kan onder andere beschadiging van hersenen en nieren tot gevolg hebben.

Slide 16 - Diapositive

Bloedtransfusie
In de afbeelding geven de rode rondjes aan dat een bloedtransfusie goed verloopt. In de andere gevallen klonteren de rode bloedcellen samen en gaan ze te gronde.

Slide 17 - Diapositive

Verder lezen
Lees nog eens over de bloedgroepen via deze link:
https://maken.wikiwijs.nl/78367#!page-2032338 
Lees dan stap 1 t/m 4.

Slide 18 - Diapositive

Bloedgroepen
Sleep naar de juiste plaats
Antistof A
Antistof B
Antistof A en antistof B
Geen antistoffen
Antigen A
Antigen B
Antigen A en antigen B
Geen antigenen

Slide 19 - Question de remorquage

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben de antigenen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 20 - Quiz

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben geen antigenen
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 21 - Quiz

Bij welke bloedgroep bevinden zich in het bloedplasma geen antistoffen tegen antigenen?
Leg uit.

Slide 22 - Question ouverte

Jasmine heeft bloedgroep A
Welke bloedfactor bevindt zich op de rode bloedcellen van Jasmine?
A
Anti A
B
Anti B
C
Antigeen A
D
Antigeen B

Slide 23 - Quiz

Welk antistof komt Jasmine haar bloedplasma voor?

Slide 24 - Question ouverte

Gebruik de afbeelding.
Kun je bloed van bloedgroep A geven aan een ontvanger met bloedgroep AB?

Slide 25 - Question ouverte

Gebruik de afbeelding.
Kun je bloed van bloedgroep B geven aan een ontvanger met bloedgroep 0?

Slide 26 - Question ouverte

Gebruik de afbeelding.
Van welke bloedgroep(en) kun je bloed toedienen aan een patiënt met bloedgroep A?

Slide 27 - Question ouverte

Gebruik de afbeelding.
Van welke bloedgroep(en) kun je bloed toedienen aan een patiënt met bloedgroep B?

Slide 28 - Question ouverte

Gebruik de afbeelding.
Van welke bloedgroep(en) kun je bloed toedienen aan een patiënt met bloedgroep AB?

Slide 29 - Question ouverte

Gebruik de afbeelding.
Van welke bloedgroep(en) kun je bloed toedienen aan een patiënt met bloedgroep 0?

Slide 30 - Question ouverte

Bloedgroep AB noemt men 'algemene ontvanger'. Leg uit waarom men dit zo noemt en hoe dit komt.

Slide 31 - Question ouverte

Bloedgroep 0 noemt men de 'algemene donor'.
Leg uit waarom men dit zo noemt en hoe dit komt.

Slide 32 - Question ouverte

Slide 33 - Vidéo

Slide 34 - Lien

Slide 35 - Lien