3.4 scheidbare werkwoorden

• NT2
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Van A tot Zin 

3.4

lesdoel

* Je herkent een scheidbaar werkwoord.

* Je maakt correcte zinnen met een scheidbaar werkwoord.

Schrijf de goede vorm.
(uitgeven) Karina ......haar geld .......

Schrijf de goede vorm.
(uitzoeken) In de winkel .....iedereen zijn boodschappen ....

Schrijf de goede vorm.
(toevoegen) De docent ..... de opdrachten ....

Schrijf de goede vorm.
(aandoen) De jongens ..... hun schoenen.....

Schrijf de goede vorm.
(uitdoen) De jongens ..... hun schoenen.....

Schrijf de goede vorm.
(uitkiezen) Ik ... een nieuwe auto....

Geef antwoord in een hele zin.
Hoe laat sta je op?

Geef antwoord in een hele zin.
Hoe laat ga je weg?

Geef antwoord in een hele zin.
Wat neem je mee naar school?

Praat samen. Maak een hele zin.

1. Wat doe je na het eten? (afwassen)

2. Wat doet een docent na de les? (nakijken)

3. Wat doen mensen in hun vakantie? (uitrusten)

4. Wat doe je als je een Nederlands woord niet kent? (opzoeken)

5. Wat doe je als de telefoon gaat? (oppakken)

6. Wat doe je als je naar buiten gaat? (aantrekken)

EXTRA **