Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Welke stof gebruiken de meeste planten als stikstofbron?
A
Nitriet
B
Nitraat
C
Ammonium
D
Eiwitten
Slide 2 - Quiz
Welke stof gebruiken de meeste dieren als stikstofbron?
A
Nitriet
B
Nitraat
C
Ammonium
D
Eiwit
Slide 3 - Quiz
Waardoor groeien planten beter als de bodem luchtig is?
A
Er is zuurstof nodig voor de omzetting van ammonium naar nitraat
B
Er is zuurstof nodig voor de omzetting van nitraat naar ammonium
C
Er is stikstof nodig voor de omzetting van ammonium naar nitraat
D
Er is stikstof nodig voor de omzetting van nitraat naar ammonium
Slide 4 - Quiz
Planten gebruiken nitraat om eiwitten te maken. Is dit assimilatie of dissimilatie? En is nitraat organisch of anorganisch?
A
Assimilatie en nitraat is organisch
B
Assimilatie en nitraat is anorganisch
C
Dissimilatie en nitraat is organisch
D
Dissimilatie en nitraat is anorganisch
Slide 5 - Quiz
Op welke manier kan stikstof uit de lucht vastgelegd worden?
A
Vlinderbloemigen zetten N2 om in ammonium
B
Planten gebruiken N2 om eiwitten te maken
C
Dieren gebruiken N2 om eiwitten te maken
D
Knolletjesbacteriën gebruiken N2 om ammonium te maken
Slide 6 - Quiz
Als het onweert kan er ook stikstofbinding optreden. In welke stof wordt stikstof gebonden?
A
ureum
B
ammonium
C
nitriet
D
nitraat
Slide 7 - Quiz
Wat is de ecologische relatie tussen vlinderbloemigen en knolletjesbacteriën?
A
Parasitisme
B
Commensalisme
C
Mutualisme
D
Predatie
Slide 8 - Quiz
Welk proces treedt op bij rotting?
A
ammonificatie
B
nitrificatie
C
stikstofassimilatie
D
denitrificatie
Slide 9 - Quiz
Rottingsbacteriën breken organisch afval af. Het zijn reducenten. Zijn ze autotroof of heterotroof?
A
autotroof
B
heterotroof
Slide 10 - Quiz
Denitrificerende bacteriën worden actief bij zuurstofarme omstandigheden. Ze gebruiken nitraat in plaats van zuurstof bij de afbraak van organische stoffen. Denitrificerende bacteriën zijn...
A
consumenten en heterotroof
B
consumenten en autotroof
C
reducenten en heterotroof
D
reducenten en autotroof
Slide 11 - Quiz
Nitrificerende bacteriën zetten ammonium om in nitraat. Dit is een exotherm proces. Het levert ze energie op, die ze gebruiken voor het maken van glucose. Nitrificerende bacteriën zijn..
A
consumenten en heterotroof
B
consumenten en autotroof
C
producenten en heterotroof
D
producenten en autotroof
Slide 12 - Quiz
In een rioolwaterzuiveringsinstallatie worden bacteriën gebruikt voor de zuivering van het rioolwater. Welke omzetting van stoffen wil men met deze bacteriële zuivering vooral bereiken?
A
anorganische stoffen in andere anorganische stoffen
B
organische stoffen in andere organische stoffen
C
anorganische stoffen in organische stoffen
D
organische stoffen in anorganische stoffen
Slide 13 - Quiz
Welke koolstofkringloop is gesloten? En welke niet?
A
2-3-1 is een gesloten kringloop
B
2-3-1 is GEEN gesloten kringloop
C
2-3-4 is een gesloten kringloop
D
2-3-1 is GEEN gesloten kringloop
Slide 14 - Quiz
In de koolstofkringloop worden door veel organismen stoffen verbrand. Welke organismen in de koolstofkringloop hebben dissimilatie?
A
planten
B
dieren
C
dieren en schimmels
D
zowel planten, dieren als schimmels
Slide 15 - Quiz
Welke stof maakt geen deel uit van de koolstofkringloop?
A
CO2
B
glucose
C
water
D
eiwitten
Slide 16 - Quiz
Een ander woord voor eutrofiëring is
A
Waterbloei
B
Algenbloei
C
Overbemesting
D
Vermesting
Slide 17 - Quiz
Eutrofiëring in water. Waardoor sterven uiteindelijk de waterdieren zoals vissen
A
Door gebrek aan zonlicht
B
Door gebrek aan zuurstof
C
Door gebrek aan voedsel
D
Door gebrek aan koolstofdioxide
Slide 18 - Quiz
Welke kringloop/kringlopen zijn bij eutrofiëring verstoord?
A
Koolstofkrinloop
B
Stikstofkringloop
C
Koolstofkringloop en stikstofkringloop
Slide 19 - Quiz
Waterkrachtcentrales lijken een minder milieuvriendelijke energiebron dan tot nu toe is aangenomen. In het Amerikaanse blad Ambio wordt berekend dat de waterreservoirs enorme hoeveelheden koolstofdioxide en methaan produceren. Dat zijn gassen die beide het broeikaseffect versterken. Volgens de nieuwe studie ontstaan de gassen door het vergaan van planten die in het stuwmeer dat achter de dam ontstaat onder water verdwijnen. Per kilowattuur geproduceerde elektriciteit bleek ongeveer 1 kilo koolstofdioxide te zijn vrijgekomen. Dat komt overeen met de uitstoot van een kolengestookte elektriciteitscentrale. Tot nu toe werd de uitstoot van gassen door stuwmeren nooit gezien als een nadeel van enige betekenis van waterkrachtcentrales. Bij welk proces komen methaan en koolstofdioxide vrij?
A
anaërobe dissimilatie door consumenten
B
anaërobe dissimilatie door reducenten
C
fotosynthese door producenten
Slide 20 - Quiz
De bodem van de Biesbosch bevat een grote hoeveelheid zware metalen, afkomstig van het slib van de grote rivieren die door de Biesbosch naar zee stromen. Deze zware metalen komen ook terecht in de organismen. Ze hebben effect bij planten en dieren, zoals wilgen en bevers, maar het effect is verschillend. Welke van de volgende beweringen over zware metalen zijn juist? 1 Zware metalen accumuleren in bevers. 2 Wilgen verliezen jaarlijks een deel van de opgenomen zware metalen als gevolg van de bladval. 3 Zware metalen hechten zich alleen aan dierlijke eiwitten
A
Bewering 1 en 2
B
Bewering 1 en 3
C
Bewering 2 en 3
Slide 21 - Quiz
Om de oorzaak van de verrijking op de eilanden met graslandbegroeiing te achterhalen, is het gehalte aan de stikstofisotoop 15N op verschillende plaatsen gemeten. In lucht is de ratio 15N/14N zeer klein (0,0037). Organismen die hun stikstofverbindingen rechtstreeks opbouwen uit stikstof uit de lucht hebben ook een zeer laag 15N-gehalte in hun weefsels. In de voedselketen stijgt de ratio 15N/14N vervolgens bij elk volgend trofisch niveau. Processen die deel uitmaken van de stikstofkringloop, zijn: 1 denitrificatie, 2 nitrificatie, 3 rotting, 4 biologische stikstoffixatie, 5 fotochemische stikstoffixatie Door welk of door welke van deze processen komt 15N uit de lucht in de voedselketen terecht?
A
Alleen 1 en 3
B
Alleen 2 en 4
C
Alleen 3 en 5
D
Alleen 4 en 5
Slide 22 - Quiz
In het diagram is de gemiddelde CO2-concentratie in de lucht van het noordelijk halfrond gedurende de periode van 1958 t/m 2007 weergegeven. Duidelijk is dat er in de loop van de jaren een stijging heeft plaatsgevonden van de CO2-concentratie van de lucht. Bovendien vallen in de grafiek de jaarlijkse schommelingen op. Enkele processen zijn: 1 verbranding van fossiele brandstoffen, 2 fotosynthese. Welk van deze processen kan of welke kunnen bijdragen aan de jaarlijkse schommelingen van de CO2-concentratie van de lucht?
A
Geen van deze processen
B
Alleen proces 1
C
Alleen proces 2
D
De processen 1 en 2
Slide 23 - Quiz
In een interview in het tijdschrift "De Boerderij" zegt een boer onder andere het volgende: "De prijsdaling van tarwe wordt niet langer gecompenseerd door een stijging van de opbrengsten. Ik strooi op tarwe per jaar in drie keer 180 kg stikstofhoudende kunstmest per hectare en spuit als regel drie keer tegen schimmelziekten. De opbrengst stijgt niet meer, de grond en het klimaat zijn de beperkende factoren geworden. Ik blijf trouwens wel zoeken naar productievere rassen". Stikstof wordt door tarwe vooral gebruikt om daarmee een bepaald type organische stoffen op te bouwen. Welke organische stoffen zijn dat?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Vetten
Slide 24 - Quiz
aan de slag
Maak Test jezelf en examentrainer van thema 5 en 6 (HW)
Morgen in de les: oefentoets maken
Belangrijk: Sta stil bij wat je niet snapt! Stel vragen!