Werkwoordspelling (herhaling)

(Mopperen) en (huilen) kwam de voetballer de kleedkamer in.
A
Mopperend en huilend
B
Mopperent en huilent
C
Mopperent en huilend
1 / 19
suivant
Slide 1: Quiz

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

(Mopperen) en (huilen) kwam de voetballer de kleedkamer in.
A
Mopperend en huilend
B
Mopperent en huilent
C
Mopperent en huilend

Slide 1 - Quiz

Sjaan (verhuizen) morgen en Job is gisteren (verhuizen).
A
verhuisD en verhuisT
B
verhuisT en verhuisD
C
verhuisT en verhuisT

Slide 2 - Quiz

Het gebeur.. regelmatig dat men fouten in de werkwoordspelling maakt.
A
gebeurd
B
gebeurdt
C
gebeurt

Slide 3 - Quiz

De (aanbranden) aardappels zijn weggegooid.
A
aangebranden
B
aangebrandde
C
aanbrandende
D
aangebrande

Slide 4 - Quiz

Mijn (intapen) enkel doet nog steeds pijn.
A
ingetapete
B
ingetapede
C
ingetapte
D
ingetapde

Slide 5 - Quiz

De (evacueren) kampen.
A
gëevacueerde
B
geëvacueerde
C
gëevacueerden
D
geëvacueerden

Slide 6 - Quiz

Vul de verleden tijd in!
Hij (deleten) de bestanden.
A
delete
B
deletete
C
delette
D
deletette

Slide 7 - Quiz

(vinden) alsjeblieft de bankpas terug!
A
vond
B
vind
C
vondt
D
vindt

Slide 8 - Quiz

Vul de tegenwoordige tijd in.
Die stukken (kopiëren) mijn secretaresse niet meer.
A
kopieert
B
kopieërt
C
kopiëren
D
kopieerde

Slide 9 - Quiz

De pas (stofzuigen) vloer lag onder de confetti.
A
stofgezogen
B
gestofzuigde
C
stofgezoge
D
stofgezuigde

Slide 10 - Quiz

TT.
De zangeres (zingen) een cover van Lady Gaga.

Slide 11 - Question ouverte

TT.
Marieke is ziek, ze (hoesten) heel veel.

Slide 12 - Question ouverte

TT.
(schilderen) mij toch eens een keer!

Slide 13 - Question ouverte

VT.
De katten (miauwen) van de honger.

Slide 14 - Question ouverte

VT.
Vorige keer (verven) ik mijn haar groen.

Slide 15 - Question ouverte

VT.
Vroeger (kaften) ik al mijn boeken nog netjes.

Slide 16 - Question ouverte

De daders van de inbraak zijn nog steeds niet (achterhalen).
A
achterhaald
B
achterhaalt

Slide 17 - Quiz

Onze kat heeft heel venijnig naar het bezoek (blazen).
A
geblaast
B
geblaasd
C
geblazen

Slide 18 - Quiz

Sorry, ik heb je naam niet (onthouden).

Slide 19 - Question ouverte