Schule / wörter üben/Fälle

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Was machen wir in dieser Stunde?

1.  Wiederholung des gelernten

2. Die deutsche schule - Hausaufgaben  in Som 

3. Kurzer Test

4. die Fälle 

de leraar

het vak

Nederlands

lastig; moeilijk

het vmbo

wiskunde

natuurkunde

aardrijkskunde

gym; lichamelijke beweging

Die Realschule ist:

1. vmbo
2. havo
3. vwo
4. Lyceum

de oefening

de klok; het uur

laat - vroeg

00:39

Wann darf man studieren?

1. wenn man die Grundschule besucht hat
2. Wenn man die Hauptschule besucht hat
3. Wenn man die Realschule besucht hat
4. Wenn man das Gymnasium besucht hat

01:16

Welche Fächer finden die Kinder cool?

01:44

Hoe heeft Gymles in het Duits?

1. Sport
2. Gymnastik
3. Turnen
4. Schwimmen

02:47

Kan je op een Duitse school ook warm eten?

1. Ja
2. nee

04:19

Was weißt du jetzt über die deutsche Schule?

Bekijk nu eerst op de volgende pagina de uitleg video!

Dan nu:

Eens kijken of je goed hebt opgelet en de volgende vragen kunt beantwoorden!

In welke naamval staat het onderwerp?

1. 1e naamval
2. 3e naamval
3. 4e naamval
4. weet ik niet

Welke naamval krijgt altijd het lijdend voorwerp?

1. 1e naamval
2. 3e naamval
3. 4e naamval
4. weet ik niet

Welke naamval krijg je bij een meewerkend voorwerp?

1. 1e naamval
2. 3e naamval
3. 4e naamval
4. weet ik niet

Hoe kun je het onderwerp in een zin vinden?

Hoe kun je het lijdend voorwerp in een zin vinden?

Hoe kun je in een zin het meewerkend voorwerp vinden?

"Wat is het onderwerp in deze zin:
Der Mann gibt seiner Mutter einen Kuss!

1. der Mann
2. gibt
3. seiner Mutter
4. einen Kuss

Wat is het lijdend voorwerp in de zin: Der Mann gibt seiner Mutter einen Kuss!

1. der Mann
2. gibt
3. seiner Mutter
4. einen Kuss

Wat is het meewerkend voorwerp :
Der Mann gibt seiner Mutter einen Kuss!

1. der Mann
2. gibt
3. seiner Mutter
4. einen Kuss

STAPPENPLAN ONTLEDEN

Schrijf dit stappenplan op in je schrift!

1.  Onderstreep het zelfstandig naamwoord in de zin (waar je iets bij moet invullen)

    (tip:  zelfstandige naamwoorden schrijf je in het Duits altijd met een hoofdletter)

2. Zet erbij of het m / v / o / mv is (woordenlijst leren!!)

3. Zoek het onderwerp (wie + pv) --> 1e naamval

4. Zoek (eventueel) het lijdend voorwerp (wie/wat + gezegde + onderwerp?) --> 4e naamval

5.  Zoek (eventueel) het meewerkend voorwerp (aan wie / voor wie?) --> 3e naamval

LET OP: NIET IN IEDERE ZIN KOMT EEN LIJDEND VOORWERP OF MEEWERKEND VOORWERP VOOR!

Schrijf de zinnen over, onderstreep de zelfstandige naamwoorden, noteer m/v/o/mv en zet de naamvallen erbij!

VOORBEELD:    Der Mann schreibt meiner Schwester eine Karte.

                                      1, m                                                  3, v                      4, v

HOE HEB IK DAT GEDAAN?

1. wie schrijft? de man = onderwerp = 1e naamval

2. wie of wat schrijft de man? een kaart = lijdend voorwerp = 4e naamval

3. aan wie? aan mijn zus = meewerkend voorwerp = 3e naamval

                                                 

                       

Nu jullie:

Schrijf de zinnen over, onderstreep de zelfstandige naamwoorden, noteer m/v/o/mv [TIP: woorden H5 of woordenboek!] en zet de naamvallen erbij! 

1.  Der Polizist trägt einen grünen Anzug.

2.  Der Lehrer erzählt  den  Jugendlichen die Lösungen.

3.  Der Bäcker backt täglich unser Brot.

4. Hat der Tierpfleger schon ein Praktikum gemacht?

5. Meine Realschule liegt in Sittard.

die Lösungen

1. Der Polizist [1,m]trägt einen grünen Anzug [4,m].

2. Der Lehrer [1,m] erzählt den Jugendlichen [3,mv]die Lösungen [4,mv]

3. Der Bäcker [1,m] backt täglich unser Brot [4,o].

4. Hat der Tierpfleger [1,m] schon ein Praktikum  [4,o] gemacht?

5. Meine Realschule [1,v] liegt in Sittard.

Welke naamvallen zijn er in het Duits?

Wanneer krijg je de 3e naamval?

Wanneer krijg je de 4e naamval?

Ik begrijp de naamvallen nu

goed

een beetje

helemaal niet

04:19

In wie viele Sprachen haben die Schüler diesen Satz übersetzt?

1. zwanzig
2. einundzwanzig
3. zweiundzwanzig
4. dreiundzwanzig

04:19

Wat is de goede vertaling van de zin " ik hou van je"?

1. Ich hou dich
2. Ich liebe dich
3. Ich liebst dich
4. Ich liebt dich

02:47

Hoe heet de kantine op z'n Duits

1. Restaurant
2. Mensa
3. Bar
4. Kantine

02:47

Was bedeutet "leise sein"

1. stil zijn
2. lekker zijn
3. praten met elkaar
4. een gerecht

00:39

Wohin gehen die meisten Kinder?

1. zur Grundschule
2. ins Gymnasium
3. zur Hauptschule
4. zur Realschule

Hausaufgaben 

1. Wiederhole die Wörter A und B

2. Lerne jetztD;F und G

3. Mache Übung 5; 14; 15; 16