Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
We starten in 5 minuten met de les.
Slide 2 - Diapositive
¿Qué vamos a hacer hoy?
A. Opstarten: Les en absentie
B. Doornemen: PTO 2 lesstof
C. Doornemen: Woordenlijst
D. Doornemen: Estar & Ser
E. Oefenen: Verbo Ser & Estar
F. Afsluiting
Los deberes para la próxima clase:
Lezen: VOC 2.1
Maken: Opdracht 13 a & b pagina 63
Lesprogramma
Después de la clase...
Kan je "ser" en "estar'' begrijpen en toepassen in contexten zoals identiteit, eigenschappen en tijdelijke toestanden enzovoort.
Zinnen kunnen vormen met de juiste vervoegingen van "ser" en "estar" in tegenwoordige tijd.
Slide 3 - Diapositive
Registro de asistencia
Slide 4 - Diapositive
Woordenlijst
Slide 5 - Diapositive
IK WEET WAT DE WERKWOORDEN BETEKENEN: SER & ESTAR
JA
NEE
Slide 6 - Sondage
Wat betekent het werkwoord SER & ESTAR
Slide 7 - Question ouverte
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
VERBO SER
Slide 10 - Diapositive
VERBO ESTAR
Slide 11 - Diapositive
Ik snap het verschil tussen SER en ESTAR
Ja
Nee
Niet helemaal
Slide 12 - Sondage
Wanneer gebruk je ‘ser’ en wanneer gebruik je ‘estar’.
Nationaliteit
A
ser
B
estar
Slide 13 - Quiz
Wanneer gebruk je ‘ser’ en wanneer gebruik je ‘estar’.
Tijdelijk toestand
A
ser
B
estar
Slide 14 - Quiz
Wanneer gebruk je ‘ser’ en wanneer gebruik je ‘estar’.
De tijd/ datum
A
ser
B
estar
Slide 15 - Quiz
Wanneer gebruk je ‘ser’ en wanneer gebruik je ‘estar’.
Eigendom
A
ser
B
estar
Slide 16 - Quiz
Wanneer gebruk je ‘ser’ en wanneer gebruik je ‘estar’.
Plaatsbepaling/zich bevinden
A
ser
B
estar
Slide 17 - Quiz
Wanneer gebruk je ‘ser’ en wanneer gebruik je ‘estar’.
Beroep
A
ser
B
estar
Slide 18 - Quiz
Wanneer gebruk je ‘ser’ en wanneer gebruik je ‘estar’.
Uiterlijk/beschrijving
A
ser
B
estar
Slide 19 - Quiz
Vul de juiste vervoeging van het werkwoord SER Y ESTAR waar het ontbreekt.
A practicar!
Slide 20 - Diapositive
¡Ahora te toca a ti! Kijk eerst of je ser of estar dient te gebruiken, en vervoeg deze vervolgens op de juiste wijze. 8. Mi amiga y yo _____ españolas.
Slide 21 - Question ouverte
¡Ahora te toca a ti! Kijk eerst of je ser of estar dient te gebruiken, en vervoeg deze vervolgens op de juiste wijze. 9. Mis compañeros y yo _____ en el restaurante chileno.
Slide 22 - Question ouverte
¡Ahora te toca a ti! Kijk eerst of je ser of estar dient te gebruiken, en vervoeg deze vervolgens op de juiste wijze. 10. Hoy yo ___ un poco nervioso por los examenes.
Slide 23 - Question ouverte
¡Ahora te toca a ti! Kijk eerst of je ser of estar dient te gebruiken, en vervoeg deze vervolgens op de juiste wijze. 11. Ámsterdam __ la capital de Holanda.
Slide 24 - Question ouverte
¡Ahora te toca a ti! Kijk eerst of je ser of estar dient te gebruiken, en vervoeg deze vervolgens op de juiste wijze. 12. Eindhoven __ en el sur del país.
Slide 25 - Question ouverte
¡Ahora te toca a ti! Kijk eerst of je ser of estar dient te gebruiken, en vervoeg deze vervolgens op de juiste wijze. 13. ¿Dónde ____ vosotros ahora? ¿En Tenerife?
Slide 26 - Question ouverte
¡Ahora te toca a ti! Kijk eerst of je ser of estar dient te gebruiken, en vervoeg deze vervolgens op de juiste wijze. 14. Estos ____ mis libros.
Slide 27 - Question ouverte
¡Ahora te toca a ti! Kijk eerst of je ser of estar dient te gebruiken, en vervoeg deze vervolgens op de juiste wijze. 15. Yo ___ una persona muy graciosa.