Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
We starten in 5 minuten met de les.
Slide 2 - Diapositive
¿Qué vamos a hacer hoy?
A. Opstarten: les en absentie
B. Nakijken: Huiswerk
C. Doornemen: Woordenlijst
D. Herhalen: Ser & Estar
E. Afsluiting
Los deberes para la próxima clase:
Leren: VOC 2.1, 2.2 en 2.3 pagina 79 & 80
Maken:
Lesprogramma
Después de la clase...
Kan je "ser" en "estar'' begrijpen en toepassen in contexten zoals identiteit, eigenschappen en tijdelijke toestanden enzovoort.
Zinnen kunnen vormen met de juiste vervoegingen van "ser" en "estar" in tegenwoordige tijd.
Slide 3 - Diapositive
Registro de asistencia
Slide 4 - Diapositive
Woordenlijst
Slide 5 - Diapositive
Verbind de Spaans woord met de juiste Nederlandse vertaling
parar
para nada
infantil
el gusto
fuerte
aventurero/ a
casi
quedar
afspreken
de smaak
helemaal niet
stoppen
avontuurlijk
bijna
inderachtig
sterk
Slide 6 - Question de remorquage
Vamos a repasar!!!!
Slide 7 - Diapositive
Ser (uiterlijk)
Él es mayor.
Ella es delgada.
Nosotros somos Guapos
Maak een zin in het Spaans
Slide 8 - Diapositive
Estar
Tijdelijk toestand
Maak een zin in het Spaans
Slide 9 - Diapositive
Estar
Tijdelijk toestand
Maak een zin in het Spaans
Slide 10 - Diapositive
Estar
Tijdelijk toestand
Maak een zin in het Spaans
Slide 11 - Diapositive
Estar
Voorzetsels: en (in)
Plaatsbepaling
Maak een zin in het Spaans
Slide 12 - Diapositive
Estar
Voorzetsels: en (in)
Plaatsbepaling
Maak een zin in het Spaans
Slide 13 - Diapositive
Estar
Voorzetsels: en (in)
Plaatsbepaling
Maak een zin in het Spaans
Slide 14 - Diapositive
Estar
Voorzetsels: en (in)
Plaatsbepaling
Maak een zin in het Spaans
Slide 15 - Diapositive
Controle huiswerk
Los deberes(het huiswerk):
Maken:
Opdracht: 4 c pagina 55
Opdracht: 13a en b pagina 63
Slide 16 - Diapositive
1. Welk werkwoord gebruik je voor beschrijvingen/vaste eigenschappen?
A
ser
B
estar
Slide 17 - Quiz
2. Welk werkwoord gebruik je voor tijdelijke dingen? (gevoel en zich bevinden)
A
ser
B
estar
Slide 18 - Quiz
Kies of je ser of estar gebruikt. Vervolgens: klik de juiste vervoeging aan. 3. Los sillones ___ de plástico.
A
está
B
están
C
es
D
son
Slide 19 - Quiz
Kies of je ser of estar gebruikt. Vervolgens: klik de juiste vervoeging aan. 4. Hoy mi profesor ____ feliz.
A
está
B
están
C
es
D
son
Slide 20 - Quiz
Kies of je ser of estar gebruikt. Vervolgens: klik de juiste vervoeging aan. 5. Mi amigo ___ marroquí.
A
está
B
están
C
es
D
son
Slide 21 - Quiz
Kies of je ser of estar gebruikt. Vervolgens: klik de juiste vervoeging aan. 6. Mis padres ____ bomberos.
A
estáis
B
estamos
C
sois
D
son
Slide 22 - Quiz
¡Ahora te toca a ti! Kijk eerst of je ser of estar dient te gebruiken, en vervoeg deze vervolgens op de juiste wijze. 7. Estos teléfonos _____ de mis padres.
Slide 23 - Question ouverte
¡Ahora te toca a ti! Kijk eerst of je ser of estar dient te gebruiken, en vervoeg deze vervolgens op de juiste wijze. 8. Mi amiga y yo _____ españolas.
Slide 24 - Question ouverte
¡Ahora te toca a ti! Kijk eerst of je ser of estar dient te gebruiken, en vervoeg deze vervolgens op de juiste wijze. 9. Mis compañeros y yo _____ en el restaurante chileno.
Slide 25 - Question ouverte
¡Ahora te toca a ti! Kijk eerst of je ser of estar dient te gebruiken, en vervoeg deze vervolgens op de juiste wijze. 10. Hoy yo ___ un poco nervioso por los examenes.
Slide 26 - Question ouverte
¡Ahora te toca a ti! Kijk eerst of je ser of estar dient te gebruiken, en vervoeg deze vervolgens op de juiste wijze. 11. Ámsterdam __ la capital de Holanda.
Slide 27 - Question ouverte
¡Ahora te toca a ti! Kijk eerst of je ser of estar dient te gebruiken, en vervoeg deze vervolgens op de juiste wijze. 12. Eindhoven __ en el sur del país.
Slide 28 - Question ouverte
¡Ahora te toca a ti! Kijk eerst of je ser of estar dient te gebruiken, en vervoeg deze vervolgens op de juiste wijze. 13. ¿Dónde ____ vosotros ahora? ¿En Tenerife?
Slide 29 - Question ouverte
¡Ahora te toca a ti! Kijk eerst of je ser of estar dient te gebruiken, en vervoeg deze vervolgens op de juiste wijze. 14. Estos ____ mis libros.