Stijlfouten

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Welkom!

Ga rustig zitten op je plek en leg al je boeken op tafel. 

Leg je huiswerk op de hoek van je tafel (werkblad stijlfouten)

10 minuten stil lezen

Stijlfouten

Wat gaan we vandaag doen?

• Wat weet je nog?
• Huiswerk bespreken
• Theorie
• Werken aan de opdracht

Je leert welke stijlfouten er zijn en deze te herkennen en verbeteren in een tekst. 

Wat weet je nog?

Wat weet je nog?

Verbeter de stijlfouten:

1. Ik irriteer mij aan jouw rare opmerkingen.

2. Al op jonge leeftijd zag je reeds dat hij veel talent had.

3. Het heeft ongeveer twee tot drie maanden gekost om te leren presenteren.  

4. Ik kan me begrijpen dat je daar nog even over na moet denken.  

5. Wij hebben dat nauwkeurig uitgecalculeerd.

6. Helaas moet ik u tot mijn spijt teleurstellen, omdat ik niemand te pakken krijg. 

Huiswerk bespreken

Werkblad stijlfouten

Theorie

Stijlfouten

Theorie

Een contaminatie is een verhaspeling van twee begrippen.

Soms zijn contaminaties zo ingeburgerd dat ze niet meer als fout worden gezien.

“Dat klopt als een bus.”

Dat klopt + dat sluit als een bus

“Overnieuw.”

Overdoen + opnieuw

Theorie

Bij een pleonasme wordt een eigenschap die een begrip toch al heeft, nog eens expliciet genoemd.

“De rechercheur vond een dood lijk in de kast tijdens een huiszoeking.”

“De kinderen speelden heel fijn met de ronde bal in de tuin.”

“De politie gaat uit van opzettelijke brandstichting.”

“Corona was een wereldwijde pandemie.”

Theorie

Bij een tautologie wordt een begrip twee keer genoemd.

“Ik heb reeds al kaarten gekocht voor het concert.”

“Maar we merken er echter niets van.”

 “Ik neem nog een drankje, want ik heb immers dorst.”

Theorie

Bij een dubbele ontkenning staan er twee ontkenningen in één zin. Vaak zijn dit 'geen' en 'niet' of 'nooit’.

“Ik trek nooit geen jas aan in de lente.”

Theorie

Een verwijswoord is fout als het verkeerd verwijst naar een ander woord in de zin. Dit gebeurt vaak bij het gebruik van dat en wat, hen en hun, of die en dat. 

❌ Het bestuur wat vorig jaar aftrad. 

✅ Het bestuur dat vorig jaar aftrad. 

✅ Het enige dat je moet onthouden. 

✅ Het enige wat je moet onthouden.

❌ Ik geef hen het boek. (hen wordt alleen gebrikt als lijdend voorwerp of na een voorzetsel) 

✅ Ik geef hun het boek of Ik geef het boek aan hen. 

❌ De meisje die daar loopt, is mijn zusje. → (meisje is onzijdig, dus dat i.p.v. die) 

✅ Het meisje dat daar loopt, is mijn zusje. 

Theorie

Onderwerp en persoonsvorm moeten gelijk zijn in getal. Dus als het onderwerp enkelvoudig is, moet de persoonsvorm ook enkelvoudig zijn. En als het onderwerp meervoudig is, moet de persoonsvorm ook meervoudig zijn. Gelijkheid in getal noemen we congruentie. 

❌ Een aantal studenten hebben hun diploma gehaald. (een aantal is enkelvoud, dus heeft i.p.v. hebben) 

✅ Een aantal studenten heeft hun diploma gehaald. 

❌ De media verspreidt het nieuws snel. (media is meervoud, dus verspreiden i.p.v. verspreidt) 

✅ De media verspreiden het nieuws snel. 

Werken aan de opdracht 

Wat? Maak het werkblad 

Hoe? Zelfstandig en stil

Tijd? Tot het einde van de les (het is huiswerk voor 04/04)

Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs

Klaar? Lees verder in je leesboek of maak ander huiswerk

Wat weet je nog?

De jongen leest een spannend boek in de bibliotheek.

Gisteren heeft zij de hele dag huiswerk gemaakt.

De kat ligt lekker te slapen op de bank.

Morgen gaan we met de trein naar Amsterdam.

 De nieuwe film lijkt spannend.