2.6 skelet en leefwijze

§ 2.6  Skelet en leefwijze
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

§ 2.6  Skelet en leefwijze

Slide 1 - Diapositive

Aan het einde van deze les kan je:
  • uitleggen wat de leefwijze met het skelet te maken heeft.
  • uitleggen hoe een vorm van het skelet samenhangt met de leefomgeving/leefwijze.
  • uitleggen hoe verschillende soorten dieren op het land bewegen.
  • uitleggen hoe ongewervelde dieren bewegen.
  • het verschil uitleggen tussen top-, teen- en zoolgangers



Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Gewervelden
  • Vaak hetzelfde bouwplan
  • Hebben altijd:
  1. Schedel
  2. Wervelkolom
  3. Ribben

  • Skelet wel aangepast op de leefwijze
  • Alle zoogdieren dezelfde botten in de ledematen (armen en benen)

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Skelet en leefwijze

Verschillende soorten skeletten lijken op elkaar. 


Gewervelde dieren hebben een  wervelkolom, schedel en ribben.


Vaak dezelfde botten in de ledematen, maar de vorm verschilt, dat heeft te maken met de leefwijze


Slide 6 - Diapositive

Gewervelde dieren
1. Wervelkolom beweegt heen en weer. [reptielen, amfibiën en vissen]

2. Wervelkolom beweegt op en neer. [vogels en zoogdieren]

Slide 7 - Diapositive

Beweging
In het water:
Vissen:
  • Torpedomodel
  • Staart van links naar rechts
Zeezoogdieren:
  • Geen ledematen
  • Staart van boven naar beneden

Slide 8 - Diapositive

Ongewervelde dieren
  • Slak glijdt over slijmspier.
  • Water uit schelp spuiten.
  • Spieren aan binnenkant skelet bij geleedpotigen.

Slide 9 - Diapositive

Topgangers, zoolgangers en teengangers. 
Tot welke groep horen wij?

Welke dieren kun je bij de 
andere groepen bedenken?

Slide 10 - Diapositive

Teenganger: lopen op tenen, hond, kat en tijger zijn voorbeelden
Hoefgangers/topgangers: lopen op toppen van tenen, met een hoef eromheen. Lange poten, kunnen heel hard lopen.

Slide 11 - Diapositive

Zoolgangers
  • De mens is een zoolganger
  • Ze lopen op de hele voet
  • Staan stevig op de grond.
  • Kunnen daardoor op achterpoten staan. 

Slide 12 - Diapositive

Opdrachten
Maak opdrachten 4, 7, 8, 9, 11 en 21.

Klaar? Maak samenvatten in je werkboek (blz. 122 t/m 124)

Slide 13 - Diapositive

Beweging
Op het land:
Amfibieën:
  • Wervelkolom van links naar rechts in het water
  • Kruipen op het land
Reptielen:
  • Kronkelende beweging van links naar rechts
Vogels en zoogdieren:
  • Hebben poten
  • Voorpoten bij vogels omgevormd tot vleugels
  • Wervelkolom op en neer net als bij zeezoogdieren

Slide 14 - Diapositive

Stevigheid ongewervelde dieren
In het water:
Weekdieren:
  • Slakken en schelpdieren
  • Uitwendig kalkskelet
Geleedpotige dieren:
  • Spinnen, schorpioenen, kreeften en insecten
  • Pantser van Chitine
  • Tijdens de groei vervellen/verschalen deze dieren, gooien pantser af.

Slide 15 - Diapositive