De meeste Zuid-Amerikaanse landen zijn politiek onafhankelijk geworden in de
A
17e eeuw
B
18e eeuw
C
19e eeuw
D
20e eeuw
1 / 23
suivant
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
De meeste Zuid-Amerikaanse landen zijn politiek onafhankelijk geworden in de
A
17e eeuw
B
18e eeuw
C
19e eeuw
D
20e eeuw
Slide 1 - Quiz
2 beweringen: 1. Tijdens de koloniale periode was de handelsbalans meestal positief 2. Bij het centrum-periferiemodel is er sprake van ongelijkheid op verschillende schaalniveaus
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering is juist bewering 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist
bewering 2 is juist
Slide 2 - Quiz
2 beweringen: 1. Regionale ongelijkheid in Zuid -Amerika is mede ontstaan door de komst van MNO's 2. Het beleid van importsubstitutie heeft niet gewerkt.
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering is juist bewering 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist
bewering 2 is juist
Slide 3 - Quiz
Welk antwoord hoort NIET bij dé-agarisatie?
A
massale trek van platteland naar de stad
B
afname opbrengsten landbouw
C
mechanisering landbouw
Slide 4 - Quiz
Naast de export van natuurlijke hulpbronnen en grondstoffen exporteren veel Zuid -Amerikaanse landen nu ook goeden en en diensten.
A
dé-agrarisatie
B
importsubstitutie
C
fragmentarische modernisering
D
diversificatie
Slide 5 - Quiz
Noteer twee voordelen van exportvalorisatie voor Brazilië
Slide 6 - Question ouverte
Wat is GEEN nadeel van de aanleg van nieuwe infrastructuur?
A
gebieden worden ontsloten
B
gaat gepaard met ontbossing
C
inheemse stammen moeten verhuizen
D
het leidt vaak tot landgrabbing
Slide 7 - Quiz
Wat is GEEN reden voor het ontstaan van de Unasur?
A
Economische integratie
B
Mondiaal concurrerender kunnen worden
C
Beter gebruik interne markt
D
Versnellen export naar Europa
Slide 8 - Quiz
Bij bottom-up-democratisering
A
spelen populistische regeringen een grote rol
B
is de macht in handen van een kleine groep mensen
C
is er vooral sprake van privatisering, deregulering en vrijhandel
D
bemoeien gewone burgers zich steeds actiever met het bestuur van een land
Slide 9 - Quiz
Waardoor verloopt het proces van democratisering in Zuid -Amerikaanse landen moeilijk?
A
Door het koloniale verleden
B
Door komst MNO's
C
Door de dictaturen in de landen
D
Door de conflicten in de landen
Slide 10 - Quiz
Wat wordt er bedoeld met good governance
Slide 11 - Question ouverte
2 beweringen: 1. De relatieve afstanden in Zuid -Amerika zijn groter dan in Zuidoost -Azië 2. De verstedelijkingsgraad van Zuid-Amerika is hoger dan die van Zuidoost-Azië
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering is juist bewering 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist
bewering 2 is juist
Slide 12 - Quiz
Schrijf van zowel Zuid-Amerika als Zuidoost-Azië 2 landen op die behoren tot een centrumland en tot een perifeer land
Slide 13 - Question ouverte
Noem een gemeenschappelijk economisch en demografisch kenmerk van landen als Indonesië, Mexico, Turkije en de BRICS-landen
Slide 14 - Question ouverte
2 beweringen: 1. Zuidoost-Azië was eerder politiek onafhankelijk dan Zuid-Amerika 2. De afhankelijkheid in de export van grondstoffen is in Zuid-Amerika groter dan in Zuidoost-Azië
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering is juist bewering 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist
bewering 2 is juist
Slide 15 - Quiz
Welk gebied heeft een gunstigere ligging met het oog op de global shift?
A
Zuidoost -Azië
B
Zuid -Amerika
Slide 16 - Quiz
Zuidoost-Azië ligt op
A
het westelijke halfrond
B
het oostelijk halfrond
Slide 17 - Quiz
Ondanks een daling in de vruchtbaarheid bij veel landen, neemt de bevolking in die landen absoluut nog toe. Dit komt doordat ...
A
er veel analfabeten zijn
B
de levensverwachting toe is genomen
C
het geboorte-overschot is toegenomen
D
het verstedelijkings-tempo snel toeneemt
Slide 18 - Quiz
De landbouw in Zuid-Amerika op dit moment wordt gekenmerkt door...
A
Dualiteit
B
Levering van grondstoffen aan centrum
C
Is vooral zelfvoorzienend
Slide 19 - Quiz
Welk begrip wordt hier omschreven? Gewassen die speciaal voor de handel geteeld worden.
A
Latifundia
B
Minifundia
C
Cash crops
D
Landgrabbing
Slide 20 - Quiz
Wie zijn de meest getroffenen door landgrabbing?
A
Boeren en inheemse volkeren.
B
Scholieren en studenten.
C
Stadsmensen en immigranten.
D
Politici en zakenmensen.
Slide 21 - Quiz
Welk kenmerk hoort niet bij de klassieke centrum-periferie verhouding van een perifeer land?
A
negatieve handelsbalans
B
import van veel grondstoffen en landbouwproducten
C
veel export van halffabricaten
D
een eenzijdig exportpakket
Slide 22 - Quiz
De sociale polarisatie neemt in Zuid-Amerika eindelijk af. Welk politiek systeem draagt daaraan bij?