Herhaling A&R 3.2 Welvaart en ontwikkeling

Herhaling A&R 3.2 
Welvaart en ontwikkeling
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Herhaling A&R 3.2 
Welvaart en ontwikkeling

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen 3.2 Welvaart en ontwikkeling
1. Uitleggen wat indicatoren (ontwikkelingskenmerken) zijn en waaraan goede indicatoren moeten voldoen wil je landen of regio’s goed met elkaar kunnen vergelijken.
2. Vier bezwaren van het BNP/inw. noemen als enige indicator voor de welvaart van een land.
3. Het verschil tussen sociale/maatschappelijke en regionale/ruimtelijke ongelijkheid kunnen uitleggen en van beide een voorbeeld noemen.
4. Vertellen naar welke drie gebieden er gekeken wordt bij het gebruik van de Human Development Index (HDI) en hoe de puntentelling werkt.
5. Uitleggen wat de samenstelling van de beroepsbevolking zegt over de ontwikkeling van een land.
6. Uitleggen welke kenmerken centrum-, semi-perifere, en perifere landen hebben als het gaat om macht, economische activiteiten en exportproducten.

Slide 2 - Diapositive

Lijst van rijkste landen als je kijkt naar het BBP/inw
Bruto Binnenlands Product (BBP) en Bruto Nationaal Product (BNP) zijn vrijwel hetzelfde. 

Slide 3 - Diapositive

Het gebruik van BBP/inw. om de welvaart van landen te vergelijken heeft een aantal beperkingen. Eén ervan is dat zelfvoorziening en informeel werk niet meegenomen worden. Noem een andere beperking.

Slide 4 - Question ouverte

Beperkingen gebruik BBP/inw. om landen te vergelijken
1. Informeel werk en zelfvoorziening worden niet meegerekend, dus dus het bbp/inw. van landen waar dat veel voorkomt, valt lager uit. 
2. Het BBP/inw. is een gemiddelde: je ziet dus niet hoe groot de sociale of ruimtelijke verschillen zijn. 
3. De koopkracht per land verschilt sterk, dus dat maakt vergelijken lastig. 
4. Wisselkoersen kunnen soms sterk veranderen, waardoor iets positiever of negatiever uitpakt. 

Slide 5 - Diapositive

Welke vorm van ongelijkheid zien we hier? (donkergroen betekent een hoger BRP/inw.)
A
Sociale ongelijkheid
B
Regionale ongelijkheid
C
Maatschappelijke ongelijkheid
D
Maatschappelijke en regionale ongelijkheid

Slide 6 - Quiz

Verschillende soorten ongelijkheid
Regionale/ruimtelijke ongelijkheid is verschil tussen gebieden (bijv. deelstaten of provincies)

Sociale/maatschappelijke ongelijkheid is verschil tussen groepen mensen. 

Slide 7 - Diapositive

Human Development Index (HDI)

Slide 8 - Diapositive

Welke indicator wordt NIET meegenomen in de HDI / VN-index?
A
verstedelijkingsgraad (demografie)
B
Levensverwachting (gezondsheidszorg)
C
Percentage analfabetisme (onderwijs)
D
BNP/inwoner (welvaart)

Slide 9 - Quiz

Samenstelling beroepsbevolking
De beroepsbevolking (alle mensen tussen 15-65) kan werken in drie sectoren. 
De verdeling van de werkzame beroepsbevolking over die drie sectoren zegt iets over de ontwikkeling van een land...
Primair: landbouw, bosbouw, visserij (iets 'uit de natuur halen')
Secundair: industrie, ambacht, bouw (dingen maken)
tertiair: diensten

Slide 10 - Diapositive

Beredeneer of dit diagram bij het Verenigd Koninkrijk of bij India hoort.

Slide 11 - Question ouverte

Ontwikkeling India
Hoe rijker een land wordt, hoe minder het aandeel werkenden in de primaire sector. 

Slide 12 - Diapositive

Welk exportproduct past niet bij een perifeer land?
A
tablets
B
koffie
C
steenkool
D
palmolie

Slide 13 - Quiz

Exportpakket India
India is een semi-perifeer land, dus ze exporteren veel industriegoederen (naast ook grondstoffen)

Slide 14 - Diapositive

Aan het werk
Maken 3.2 - opdr. 2, 3, 4 en 6

Slide 15 - Diapositive