FO - Fouten met verwijswoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 4

Fouten in verwijswoorden 

Vandaag

Theorie verwijswoorden = paragraaf 2

Doel: 

Na deze les kun je de juiste verwijswoorden
(passend bij antecedent) gebruiken. 

en dit & dat

en die & deze

en die & deze

Omdat het pand vorig jaar zo prachtig verbouwd is, wil ik ... heel graag kopen van u.

1. hem
2. haar
3. het
4. deze

Als de onderzoekscommissie belastende uitspraken doet, kan alleen de rechter ... het zwijgen opleggen.

1. hem
2. haar
3. het
4. die

Hoewel de docent ... drie keer gewaarschuwd had, gingen ... toch door met praten.

1. hen, ze
2. hun, ze
3. hen, hun
4. hun, hun

Misschien moet je maar aan ... vragen of ... je na het feest naar het station kunnen brengen.

1. hen, zij
2. hun, zij
3. hen, hun
4. hun, hun

Het allereerste ... ik doe als ik thuiskom, is de kat aaien.

1. dat
2. wat

Betrekkelijk vnw: wie

'Wie' gebruik je niet zo vaak als verwijswoord. In de onderstaande voorbeelden gebruik je 'wie':

Als het antecedent een persoon is én het betrekkelijk voornaamwoord meewerkend voorwerp is.

De man wie we dat gevraagd hebben wist het ook niet. (maar op deze plaats hoor je steeds vaker 'die')

Na een voorzetsel.

De vrouw met wie hij samenleefde, is ontslagen.

Daar is ... met wie opa altijd wandelt.

1. de hond
2. de mevrouw

Extra uitleg nodig?

Kijk het filmpje op de volgende slide! 

www.bruuttaal.nl

Oefenen

Oefenen per stukje theorie: opdracht 1 t/m 6

Eindbazen (alles door elkaar): opdracht 7 en 8 

Morgen valt de les uit i.v.m. verkort rooster

Huiswerk voor a.s. maandag 13/11, 6e uur: 

- Paragraaf 1, opdracht 3

- Paragraaf 2, opdracht 1t/m8