- Huiswerk--> Oefenopgaven paragraaf 3.1 & 3.2 - Invulaantekening en de bedoeling ervan - Klassikaal oefenen - Rekenopgaven
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Planning
- Huiswerk--> Oefenopgaven paragraaf 3.1 & 3.2 - Invulaantekening en de bedoeling ervan - Klassikaal oefenen - Rekenopgaven
Slide 1 - Diapositive
Huiswerk
- Het huiswerk van vandaag: oefenopgaven paragraaf 3.1 & 3.2
- ben je klaar met nakijken? Dan ga je tot 09:45 aan de slag met het huiswerk voor morgen: oefenopgaven 3.3 & 3.4
Slide 2 - Diapositive
3.1
Je leert in deze paragraaf:
- In welke vormen geld bestaan - Hoe je ermee betaalt - Welke voor- en nadelen die verschillende betaalvormen
Slide 3 - Diapositive
3.2
Je leert in deze paragraaf - Welk belang de bank erbij heeft dat je spaart - Wat de redenen zijn om te sparen - Hoe je berekent wat sparen aan rente oplevert
Slide 4 - Diapositive
3.3
Je leert in deze paragraaf - Hoe je de kosten van een lening berekent - Welke redenen je kunt hebben om geld te lenen - Wat voor soort leningen er zijn
Slide 5 - Diapositive
3.4
Je leert in deze paragraaf - Wat het betekent als je je geld belegt - Hoe de geldkringloop in elkaar zit - Hoe je vreemd geld omrekent naar euro's en omgekeerd
Slide 6 - Diapositive
Juist of onjuist? De rente in euro's word aan het einde van ieder jaar bijegschreven op de spaardeposito
A
Onjuist
B
Juist
Slide 7 - Quiz
Steven rekent in de kantine een broodje af (€3,25) met zijn pinpas. Stijgt of daalt de girale geldhoeveelheid van Steven?
A
De girale geldhoeveelheid van Steven stijgt
B
De girale geldhoeveelheid van Steven daalt
Slide 8 - Quiz
De koers van de Lira is: 4,39 Lira = €1. Hoe veel Lira kan Dirk kopen met zijn €150?
A
150 Lira
B
658,50 Lira
C
34,17 lira
Slide 9 - Quiz
Jan ziet in de etelage een nieuwe broek. Hij stelt vast dat de prijs van de broek €89,99 is. Welke geldfunctie is hier van toepassing?
A
Ruilmiddel
B
Rekenmiddel
C
Spaarmiddel
Slide 10 - Quiz
Geld op je betaalrekening behoort tot giraal geld
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Geld op een spaardeposito behoort tot giraal geld
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quiz
Je betaalt altijd rente over het voorgeschoten bedrag bij een creditcard.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quiz
Je betaalt alleen rente over het voorgeschoten bedrag als je dit voorschot in meerdere maanden terugbetaalt
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quiz
Voor de aankoop van een huis kan je gebruik maken van een ............ lening
A
Persoonlijke
B
Hypothecaire
Slide 15 - Quiz
Karel schildert de voordeur van Peter. peter doet in ruil daarvoor de achtertuin van Karel vegen. Is hier sprake van directe of indirecte ruil?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 16 - Quiz
Een bedrag uit voorzorg apart houden. Welk spaar/leendoel word met deze zin bedoeld?
A
Lenen voor de aankoop van een duurzaam consumptiegoed
B
lenen voor de aankoop van een huis
C
Sparen uit voorzorg
D
Sparen voor een doel
Slide 17 - Quiz
Kevin heeft een negatief saldo van €45,78. Is dit een debetsaldo of creditsaldo?
A
Debetsaldo
B
Creditsaldo
Slide 18 - Quiz
Toetsvoorbereiding
- Rekenopgaven (studiewijzer) - invulaantekening - Leren uit het boek