Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Le 28 septembre 2023
Programme - Interro C
- Grammaire D
- Les devoirs
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
D - het bijv. nw.
- vorm en plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 3 - Diapositive
het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord is een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord. bv. : leuke, aardige, lieve, stomme, luie, idiote, schattige, enz.
Slide 4 - Diapositive
de vorm van 't bijvoeglijk naamwoord
Het bijv. nw. in het woordenboek, is de vorm die mannelijk e.v. is.
Om het vrouwelijk te maken, moet je daaraan eenE toevoegen. Het meervoud maak je door er een Sachter te zetten. Als een woord vrouwelijk meervoud is, hoort er ESbij.
bv. : le garçon idiot (mnl e.v.)
la fille idiote (vrl. e.v.)
les garçons idiots (mnl. mv)
les filles idiotes (vrl m.v.)
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
de plaats van 't bijvoeglijk naamwoord
In het Frans is het normaal om de bijvoeglijk naamwoordenACHTER het zelfstandig naamwoord te plaatsen. bv:
de moderneschool = l’écolemoderne
de aardigeleraar = le professeur sympathique
de geweldigeleerling = l’élèveformidable
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Eb. p. 61
Slide 11 - Diapositive
Les devoirs 5 october
Mk: Ex. 12 t/m 14 + ex. 15 t/m 18
Lr:
- Tb. blz. 51: bron D: Grammaire: de vorm en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord FN/NF
Slide 12 - Diapositive
Het bijvoeglijk naamwoord zegt wat over ...
A
een werkwoord
B
een zelfstandig naamwoord
C
een bijwoord
D
een ander bijvoeglijk naamwoord
Slide 13 - Quiz
Wat is hier de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte les chaussures verts.
B
Elle porte les chaussures vert.
C
Elle porte les chaussures verte.
D
Elle porte les chaussures vertes.
Slide 14 - Quiz
Welke bijvoeglijk naamwoord staat NIET voor het zelfst nw in het Fa?
A
rouge
B
petit
C
beau
D
bon
Slide 15 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La fleur est vert.
B
La fleur est verte.
Slide 16 - Quiz
wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Monique est très heureux
B
Monique est très heureus
C
Monique est très heureuse
D
Monique est très heureuxs
Slide 17 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Les filles sont petit.
B
Les filles sont petite.
C
Les filles sont petits.
D
Les filles sont petites.
Slide 18 - Quiz
Komt het bijvoeglijk naamwoord voor of achter het zelfstandig naamwoord?
VOOR
ACHTER
blanc
adorable
belle
nouveau
active
grands
bonnes
Slide 19 - Question de remorquage
Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Il porte un jean noire.
B
Il porte un jean noir.
C
Il porte un jean noirs.
D
Il porte un jean noires.
Slide 20 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Ses jeans est bleus.
B
Ses jeans sont bleus.
C
Sa jeans est bleu.
D
Ses jeans sont bleu.
Slide 21 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist vorm?
A
La plage est beau.
B
La plage est beaux.
C
La plage est belle.
D
La plage est belles.
Slide 22 - Quiz
1 Il y a deux _____________ garçons _____________ dans la classe. -->
2 Vous arrivez dans une _____________ zone _____________ . -->
3 J'ai reçu un _____________ cadeau _____________ de ma copine. -->
4 Ce sont des pulls pour des _____________ hommes ____________. -->
5 Tu préfères les _____________ robes _____________? -->
6 Fabienne est une _____________ fille _____________. -->
Onderdeel E: Sleep het bijvoeglijk naamwoord naar de juiste plaats.